Interview met Michael Wallner
Michael Wallner ver zijn eerste boek dat in het Nederlands is vertaald: April in Parijs
Auteur: Michael Wallner Titel: April in ParijsUitvoering: Paperback, 272 bladzijden ISBN: 90 234 2201 5Prijs: € 17.90Uitgeverij: CargoInterview met Michael Wallner
Door: Feije Wieringa
April in Parijs is het derde boek van de Duitse schrijver, acteur en theater- en operaregisseur Michael Wallner en zijn eerste boek dat in het Nederlands is vertaald. Een klassiek drama dat zich afspeelt in het bezette Parijs van 1943 en eindigt in juni 1944, ergens halverwege de Franse hoofdstad en Utah Beach. Het is het verhaal over een onmogelijke liefde, loyaliteit, verraad en de wankele balans tussen goed en kwaad. Het boek laat zich lezen als een thriller, maar de gelaagdheid van de materie rechtvaardigt een meer onbevangen benadering: Wallner heeft een mooie, strak roman geschreven, waaruit krachtig blijkt dat ondanks het voortschrijden van de tijd, de aloude menselijke driften tijdloos zijn. Zijn personages zijn subtiel getekend, de meedogenloze schokeffecten worden sober belicht maar de effectiviteit van het geheel – het is tenslotte oorlog – is indringender dan een documentaire. Dat alles afgerond met een verpletterend plot, die lang blijft naijlen. Het soort boek dat pas een paar dagen nadat je ’t hebt gelezen écht op z’n plek valt. Het roept meer vragen op dan het beantwoordt, maar dat is precies wat de schrijver voor ogen had.
In de Nederlandse pers is uw boek soms vergeleken met De donkere kamer van Damocles, van W.F. Hermans. Niet in negatieve zin, overigens. De thematiek, in dit geval de vraag of de hoofdpersoon een held of een verrader is, staat in beide boeken centraal.
“Ik heb nog nooit van W.F. Hermans gehoord. Maar ik kan me goed voorstellen dat het thema vaker is gebruikt. Tijdens een oorlog is de situatie altijd duidelijk. Je bent vriend of vijand. Maar als een oorlog is afgelopen, komt er ruimte voor nuances. Bovendien geloof ik niet dat mensen in een onmenselijke situatie, ervan uitgaande dat oorlog dat is, altijd volstrekt loyaal of volstrekt disloyaal zijn. The human factor, die jij in het boek herkent, lijkt in tijden van oorlog afwezig. Maar dat is schijn. Oorlog is bij uitstek een proces waarin the human factor doorslaggevend is. Alles wat mensen eigen is, wordt zichtbaar wanneer er naar de wapens wordt gegrepen. Graham Greene heeft hierover een prachtig boek geschreven. In April in Parijs heb ik een poging gedaan om de hoofdpersoon, soldaat Roth, als mens te bestuderen. Het is een merkwaardig fenomeen dat zelfs in tijden van vrede een onderscheid wordt gemaakt tussen soldaat en mens. Maar ik weiger vooralsnog te geloven dat een soldaat per definitie een vechtmachine is. Roth is een gewone tolk, die noodgedwongen bij de SS is ingedeeld. Hij is geen fanatieke nazi. Het zijn de bizarre omstandigheden waar hij niet om heeft gevraagd, die hem dwingen te handelen, zelfs als dat in zijn eigen ogen immoreel is. Naar mijn overtuiging raak je, ook onder de meest extreme omstandigheden, je geweten niet kwijt. Daarmee wil ik niet zeggen dat er geen gewetenloze mensen zijn. Met dit boek heb ik een poging gedaan om de vraag te beantwoorden hoe een doodgewoon iemand, geen fanaticus, geen nazi, reageert binnen een systeem waarop hij geen enkele grip heeft. En dat in feite eist dat het geweten uitgeschakeld zou moeten zijn. Bestaat dat? Ik koester de hoop dat het onmogelijk is. Maar tegelijk vrees ik het tegenovergestelde.”
Bij naoorlogse Duitse literatuur schieten namen als Böll en Grass je natuurlijk het eerst te binnen. De collectieve schuld, zoals zij die verwoordden, heeft lang het beeld bepaald. In uw boek komt dat niet aan de orde. Ik las een boek van een onbevangen schrijver.“
Dat beeld van boete en schaamte heeft alles te maken met het feit dat Duitsland natuurlijk schuldig wás. En de schrijvers die je noemt, zijn van de generatie die het allemaal heeft meegemaakt. Passief en actief. Maar anno 2006 vind ik dat ik als Duitser (ik ben trouwens in Oostenrijk geboren, maar dat doet er hier niet toe) net als iedere andere Europeaan, een roman over die periode mag schrijven, zonder aangesproken te worden op dat gevoel. De schuldigen blijven schuldig. Maar het idee dat de generaties erna ook schuldig zouden zijn, is verwerpelijk. Ik zeg niet: het is allemaal voorbij. Maar als we in dat schuldgevoel moeten blijven hangen, doet dat de waardigheid van mens en literatuur geen goed. Ieder mens is verantwoordelijk voor zijn daden. Kinderen mag je niet aanspreken op het gedrag van hun ouders. Ik heb een roman, pure fictie en fantasie, geschreven over een gewone Duitser in een absurde tijd. Niet omdat ik de boodschap wil verkondigen dat niet alle Duitsers slecht waren, maar vooral omdat ik het interessant vind om te onderzoeken wat mensen doen als ze moeten kiezen tussen een dwingend systeem en zichzelf. Dat idee, het maken van keuzes in tijden waarin je eigenlijk niets te kiezen hebt, geldt voor elke oorlog.”Het boek is opvallend direct en strak geschreven. Bijna in staccato.“Bedoel je daarmee: Duitse literatuur is lange zinnen en bijzinnen? Dat geldt misschien voor het werk uit de Duitse romantiek. Maar in het Duits kun je net zo snel spreken en je net zo snel uitdrukken als in het Nederlands of het Engels. Ik vertel vanuit een ik-personage. De hoofdpersoon denkt daarom niet in volzinnen en mooi afgeronde alinea’s. Hij denkt, net als ieder mens, in flarden: wat hij waarneemt en wat hij voelt zijn impressies, die volstrekt willekeurig naar boven komen. Dat mechanisme heb ik in taal willen vastleggen. Dat je het woord staccato gebruikt vind ik wel treffend: ik heb inderdaad heel bewust geprobeerd een bepaald ritme in de taal aan te brengen. Blijkbaar is dat aspect in de vertaling overeind gebleven. Maar het idee dat het Duits zich niet zou lenen voor compacte formulering is een misvatting. Bovendien speelt het verhaal zich af in een korte periode. Ook dat is een reden waarom ik korte, treffende zinnen heb gebruikt.”De lezer ziet alleen het perspectief van de verteller. Daardoor blijven de andere personages diffuus en raadselachtig. Roth, de hoofdpersoon is vaag over zijn motieven. De Française Chantal, zijn geliefde, is de spil van het boek. Hoewel ik nog steeds niets over haar achtergronden weet, blijft ze toch hangen op het netvlies.“Dat is nou net waar het om gaat. Ik laat geen alwetende verteller het woord doen. Ik laat de lezer door Roths ogen kijken. Voor hem is Chantal een raadsel en dus blijft ze dat ook voor de lezer. Als ik een andere verteller dan Roth zou hebben gebruikt, zou het boek misschien meer een thriller maar minder menselijk zijn geworden. Juist dat perspectief geeft de roman de lading die ik voor ogen had. Een soldaat weet niets. Hij kijkt en ondergaat. En dat bepaalt zijn gedrag. Hij kan het zich niet veroorloven om kritische beschouwingen te houden over het hoe en waarom. Hij wil alleen maar overleven. En hij kan zijn gedachten en gevoelens wel verbergen, onderdrukken of wegstoppen,
En daar zien we de dramaturg Wallner?
“Inderdaad. Als regisseur laat je het publiek kijken naar een scène, een momentopname van menselijk gedrag. Weliswaar uitvergroot, maar dat is om de aandacht vast te houden en de inhoud over te brengen. Je gebruikt in het theater en in de opera geen voice-over en geen flashbacks. In feite heb ik een traditioneel boek geschreven. Luisteraar en verteller, toeschouwer en toneel. Voor mij is dat de essentie. Stilistische trucs kunnen interessant zijn, maar het zal altijd zo blijven dat de verteller die beleeft, het verhaal het best vertelt. Omdat zo’n verteller niet alwetend is, blijven de luisteraars aan zijn lippen hangen. Je identificeert je eerder met een persoon dan met een stijl.”Tegen het eind van het boek heeft Roth het contact met de wereld verloren. Hij beleeft in een paar dagen een soort odyssee. U hebt dat indringend en episch beschreven. Een mens dat elk menselijk contact moet vermijden om te overleven. Een paradox.“Je zou bijna denken dat het een metafoor voor het leven zelf is. Misschien is het dat ook wel, maar dat heb ik niet bewust gedaan. Ik vroeg me gewoon af of iemand zou kunnen overleven zonder hulp van anderen. Dan kom je uit op de bodem van het bestaan. Je steelt wortels uit een konijnenhok, je melkt ’s nachts een koe en overdag ben je onzichtbaar. Nu klinkt dat bijna gezwollen en melodramatisch. Maar in de oorlog hebben duizenden mensen op Roths manier overleefd. Het is inderdaad paradoxaal: die gesuggereerde dood om in leven te blijven.”Het eerste deel van uw boek is bijna idyllisch, daarna wordt het grimmiger en uiteindelijk beschrijft u een macabere slachting op een boerderij als een gewoon gegeven.“Ik denk dat daarmee het hele begrip oorlog is beschreven. Heroïsche slagvelden bestaan alleen in de verbeelding. Het is een afweermechanisme om de realiteit niet te hoeven zien. Oorlog is dat wat gewone mensen treft. Zomaar, omdat toevallig andere gewone mensen die in de buurt zijn, verkrachten en moorden als iets gewoons beschouwen.”
© Foto:Bettina Stoß
Auteursspecial
Auteursspecial