Bobby Fischer was not a pawn in the game…

Jaren was ik lid van een schaakclub en zelden heb ik een groep vreemdere vogels bij elkaar gezien dan daar. De zaal stond meestal blauw van de rook en in de uren wanneer de partijen aan analyse werden onderworpen was de alcohol niet aan te slepen. De beste speler droeg altijd een jas, ongeacht de warmte, een sjaal en een pet. Hij begon aan de jenever nog voor dat de eerste zet gedaan was en soms duurde zijn partij vier uren, het equivalent van twaalf borrels. Het heeft twee ouderwetse analoge schaakklokken gekost, want naarmate de zetten sterker werden, beukte de man harder op de klok….

Bobby Fischer was ook een bijzonder mens. De Nederlandse schrijver en schaker Tim Krabbé die Fischer ooit ontmoette, kan erover meepraten en schreef het volgende:

Some time ago, under the title 'Clash of the Titans', the BBC broadcast a documentary about Fischer - Spassky, Reykjavik 1972. It brought back many memories, because I was there. For instance of A. who, last I heard, runs a hotel on Cyprus, but who was then a 16-year old Icelandic schoolgirl. Together, we went to the great feast in the exposition hall at the outskirts of Reykjavik where the match had been played, and where now Bobby Fischer's coronation as King of Chess would be celebrated.
In the movie, I saw that night again; the long tables where thousand or two thousand guests were seated for the banquet; the bizarre spectacle of Fischer and Spassky who, in the middle of everything, took out a pocket chess set and started analyzing one of their games. Later there was dancing, and Bobby danced too. And when, still later, I had lost sight of A. for a moment, and suddenly saw her again, she was sitting with him, at his table. She saw me too, and with a disregard, befitting her age, of all barriers that come in the way of friendship, she beckoned me: Come and join us!
Quickly, I judged the situation. At both ends of Fischer's table there were security guards. Three or four long tables separated us. I threw myself on the floor and started crawling. It was one of the few times in my life that I was aware of the symbolism of what I was doing while I was doing it. Fischer is the chessplayer of the millennium, so much was clear by then. A king. And here I was, crawling through the dust to reach his throne. A. said: 'This is Bobby and this is Tim, he plays chess too.' We shook each other's hands and I congratulated him, but what I remember of the conversation that followed is mainly that it could hardly be called one. I'm not a great small-talker.
Sometimes, I think of that missed opportunity. Bobby wore a purple corduroy suit that night. He was quite particular about clothes, he thought the chessworld ought to be be classy. I should have asked him where he had bought it, who his tailor was. We would have talked about that suit for hours and, gradually, about other things too. He would have asked me to come to his place and see his other suits, we would have become friends, and I would have shielded him from the terrible fact that neither he nor any of the thousands in that hall could have possibly known that evening: that his chess career was already over.


De Nederlandse schaker Hans Ree vroeg hem ooit hoe hij het zou aanpakken als God zelf zijn tegenstander zou zijn. Fischer antwoordde met de legendarische opmerking:

Wanneer ik met zwart zou spelen zou ik geen enkele kans tegen Hem hebben, maar wit zou ik gewoon de Spaanse variant (een beproefde solide opening (F.W.) proberen. Die is zo in balans. Hij zou me niks maken. Maar zou hij Siciliaans spelen (een wat meer triggy opening (F.W.) dan haal ik de variant met loper naar C4 uit de kast. Op die manier zit er tenminste remise in.”

Bobby Fischer werd geboren op 9 maart 1943, zoon van Russisch joodse immigranten. Hij werd opgevoed door zijn moeder. Zijn zuster kocht een schaakspel voor de introverte Bobby toen hij zes was. Zonder schaaklectuur maakt hij zich het spel eigen. In een interview zei hij daarover:

Vaak speelde ik met mezelf. Eerst de best denkbare zet met wit, vervolgens de best denkbare zet met zwart. Zo speelden wij. Meestal won ik….”

Toen Fischer dertien werd, won hij het derde Rosenwald-toernooi in New York. In een partij die de annalen in zou gaan als ‘partij van de eeuw’ versloeg hij de sterkste Amerikaanse speler, David Byrne. (Nee die is niet van The Talking Heads) Als kampioen van de VS verloor hij geen enkele partij (!!) en in de periode 1963-1964 wist hij tijdens het kampioenschap alle 11 partijen te winnen. Dat had nog geen schaker gepresteerd en Bobby’s naam als wonderkind was gevestigd. In die periode speelde hij talloze simultaan partijen. Daar begon Bobby’s ellende. Hij speelde voor een krats, terwijl de organisatoren er bakken geld aan verdienden. In Fischer’s visie waren het joden (!) die daaraan schuldig waren. In zijn latere jaren liep de frustratie zo hoog op dat Fischer een virulent antisemiet werd, maar zijn hekel aan de Amerikanen was minstens even groot. Fischer werd paranoïde genoemd, maar wat de Amerikanen betreft had hij wel een punt: toen de archieven open gingen, bleek dat hij gedurende zijn hele actieve schaakcarrière nauwlettend is gevolgd door de Amerikaanse en Russische geheime diensten. Iets wat Fischer altijd beweerde, maar wat eigenlijk altijd een beetje lachend werd afgedaan als onzin. Misschien was Fischer toch een beetje minder gek dan iedereen altijd dacht…Zelfs in hotelkamers waar Fischer (hij was uiteindelijk ook maar een mens..) zijn amoureuze ontmoetingen had, was bij tijd en wijle afluisterapparatuur aangebracht.

Het meest beroemd werd hij natuurlijk in 1972 toen hij in Reykjavik de match won tegen Boris Spasski, de toenmalige wereldkampioen, en daarmee de hegemonie van de Russen in de schaakwereld doorbrak. De partijen (Fischer begon met een 2-0 achterstand) hielden de hele wereld destijds aan buis en radio gekluisterd. In feite werd de koude oorlog (die toen z’n beetje op een hoogtepunt verkeerde) daar in IJsland op het schaakbord beslist. Daarna is het nooit meer goed gekomen met Fischer. Hij kreeg problemen met de Amerikaanse belastingdienst, met verschillende schaakbonden en erkende de geldigheid van toernooien vaak niet. Hij bleef zichzelf beschouwen als de enige echte kampioen. Steeds meer trok Bobby zich uit het openbare leven terug, en hij werd gezien als een zonderlinge gek. Hij woonde in Japan –het verhaal gaat dat hij daar ook een kind heeft verwekt- speelde een omstreden revanche-match in 1995 in Servië tegen Spasski die hij won, maar waarmee hij de woede van de Amerikanen wekte, omdat de hij de boycot vanwege de Balkancrisis doorbrak met dat optreden. Via de radio liet Fischer zijn stem nogal eens horen, en meestal waren dat tirades tegen de Amerikanen en Amerikaanse joden in het bijzonder. De laatste jaren was Fischer geen schim meer van de man die hij ooit was. Met een woeste baard, een onverzorgd uiterlijk en, op z’n zachtst gezegd, een merkwaardige denkwereld, leek hij eerder een kluizenaar op drift dan een schaakgenie. Maar hij heeft met zijn intuïtieve en loepzuivere spel het schaken voorgoed veranderd. Op 17 januari stierf de eeuwige rebel Bobby Fischer. In Reykjavik, de stad waar hij wél welkom was. De wereld draaide gewoon door, maar de schaakwereld stond heel even stil. En nou maar hopen dat god in die Spaanse variant trapt….

F.W.

Met dank aan Tim Krabbé.

Edgar Allan Poe

Vandaag bezorgd: alle verhalen van Edgar Allan Poe. Wordt een druk weekend, meer dan 1100 pagina's. Volgende week meer.

'Tales of Mystery and Imagination' van Edgar Allan Poe. Ook in het negentiende-eeuwse Engels of in een aftandse vertaling sorteren ze het nodige effect. Maar wie ze leest in het moderne, glanzende Nederlands van Paul Syrier realiseert zich pas wat voor schitterend edelgesteente daaronder het stof vandaan komt...
Met illustraties van Harry Clarke


www.klassieken.nl/boekboek/show/id=31737

Wie is Math van der Gulik?

"Vrijwel mijn gehele werkzame leven werk ik al met kinderen die problemen hebben met hun sociale, communicatieve en emotionele vaardigheden."

Lang voordat er sprake was van de huidige diagnostiek betreffende ontwikkelingsstoonissen, zoals PDD-NOS en ADHD, begeleidde ik deze kinderen en hun ouders. Inmiddels zo’n vijfentwintig jaar, het merendeel daarvan verbonden aan instellingen," aldus ene Math van der Gulik in Leeuwarden. Hij biedt zijn diensten aan als: Personal coach/mental coach voor PDD-NOS, ADHD en andere ontwikkelingsstoornissen. Je mag verwchten dat een expert met zo'n staat van dienst ergens heeft gepubliceerd. Of op het net ergens wat reacties van tevreden klanten te mogen lezen. Niks, er is helemaal niks te vinden over de coach. Telefonisch en via de mail heb ik hem gevraagd naar zjn cv, kwalificaties en expertise. Math weigerde te antwoorden. Boos, terwijl hem nog geen vraag was gesteld. Hebt u ervaring met Math? Wij horen het graag.
En je bent, als je eenmaal met Math in zee gaat niet zomaar van'm af. De sectie financiering is, in tegenstelling tot de andere info, breed uitgemeten:

"Maandelijks stuur ik een nota over de gemaakte uren en eventuele reiskosten. Er zijn verder geen contractuele verplichtingen.
Wel is het uitgangspunt een traject minimaal 3 maanden te laten duren omdat het tijd vraagt voor de eerste resultaten zichtbaar kunnen worden. Bovendien kunnen snelle veranderingen in dit soort omstandigheden veel onrust bij zowel ouders als kinderen veroorzaken."

Zie voor meer over deze coach en zijn kompaan: www.witheet.com (de site waar alles wat krom is wordt rechtgezet!)

Ayahuasca, doe het niet of doe het goed!!!

Filosofisch avontuur in het Amazonegebied. Een kritiek van de psychedelische rede.

Govert Derix

Uitgave: Arbeiderspers

In Nederland volkomen onbekend, behalve bij de leden van de Santo Daime ‘kerk’, is het Zuid- Amerikaanse brouwsel Ayahuasca. In Brazilië wordt het al eeuwenlang gebruikt bij ceremonies van de inheemse bevolking. Net als peyote heeft het daar een legale status. Ayahuasca is een psychedelische drank waarvan de werking een beetje te vergelijken is met LSD en psylocybine, maar de ervaring is volgens deskundigen in het gebruik –waaronder regenwoudactievoerder en zanger Sting, intenser en leerzamer. Gover Derix filosoof, ondernemer en schrijver van “The Vision Web, op reis naar ‘s werelds spannendste ondernemingsvorm” dat in 2000 door De Volkskrant tot een van de beste boeken van dat jaar gerekend werd, kwam via zijn Braziliaanse vrouw in contact met de daar springlevende Ayahuasca cultuur. Het gaat om een bittere thee, getrokken van planten die stoffen als DMT en harmaline bevatten en die net als peyote en mescaline een psychedelische ervaring genereren. Verslagen over deze substantie (waarvan DMT een van de belangrijkste ingrediënten is) zijn fascinerend omdat ze vaak verder gaan dan ‘gewoon’ trippen. Een DMT-ervaring wordt door velen gezien als een reële stap buiten ruimte en tijd. Een verblijf in een hogere dimensie. In tegenstelling tot de ‘gewone’ psychedelica die juist een blik werpen op ‘the inner world’. Gerben Hellinga en Terence McKenna vertelden daarover, zonder het van elkaar te weten. dat ze echt contact hadden gemaakt met entiteiten die echt zijn, maar niet met een normaal bewustzijn worden waargenomen. Ook moraal, scheiding van goed en kwaad, is een onderwerp dat logisch denkende mensen uitleggen als aangeleerd. Je wordt er niet mee geboren. Is mijn idee. Maar misschien komt dat omdat ik niets heb met religie en als scepticus denk dat alle denken is gebaseerd op omgeving en ervaring. Belevingen met ayahuasca plaatsen opmerkelijk vaak vraagtekens bij die stelling en veel ervaringsdeskundigen beweren na hun trip dat de mens van nature goed is. Dit en andere psychonautische gedachten komen uitgebreid ter sprake in deze merkwaardige psychedelische uiteenzetting.Volgens Derix –die voordien nooit ‘drugs’ had gebruikt- werkt de combinatie als hij binnen een semi-religieuze setting wordt gehouden louterend, geeft inzichten in het ego en laat mensen vaak een verandering ten goede ondergaan. Waarmee hij de stellingen van Hellinga en McKenna onderschrijft. Vooral verslaafden aan alcohol en tabak blijken na een Ayahuasca ritueel minder of zelfs geen behoefte meer aan hun kwalijke gewoonte te hebben. Timothy Leary zag trouwens in de jaren zestig hetzelfde gebeuren toen hij experimenteerde met LSD. Hij nam daarnaast waar dat ‘de ervaring’ een soort religieus kosmische ervaring was, zonder de dogma’s en ballast van een opgelegd geloof. Derix vertelt over zijn eigen ervaringen -het heeft hem onder meer minder materialistisch gemaakt- en heeft veel andere, vooral Braziliaanse, gebruikers geïnterviewd. Opvallend is dat hun verbuiten de halen allemaal positief van toon zijn. Ayahuasca doe je niet ‘zomaar’ even. Het is geen party-drug. Vaak moeten gebruikers na het drinken van de thee overgeven en zonder shamanistische begeleiding kun je de weg goed kwijt raken. Enkele Nederlandse leden van de Sante Daime ‘kerk’ in Nederland vertelden dezelfde verhalen. Groteske visioenen, versplinterd ego en het gevoel van ‘hergeboorte’.Over de ervaring zelf kan Derix weinig anders zeggen dan dat het net zoiets is als ‘uitleggen aan een dove wat muziek is, of een blinde het verschil tussen rood en blauw duiden.’ Een opmerkelijk boek, nog opmerkelijker is dat het bij de behoudende Arbeiderspers is verschenen. Die het van een schitterend omslag heeft voorzien. Geen boek voor een grote doelgroep, wel een boek voor mensen die een experiment niet uit de weg gaan en van nature genegen zijn hun zicht op de wereld te verruimen. Wie inzicht in de psychedelische ervaring wil verwerven, doet er beter aan om “The Doors of Perception” van Aldous Huxley te lezen. of “True Hallucinations” van Terence McKenna. Dit boek is eigenlijk voornamelijk toegankelijk voor ‘ervaringsdeskundigen’. Op het internet staat informatie over de Nederlandse tak van de Sante Daime ‘kerk’ mocht je er over denken om eens een sessie mee te maken. Het is overigens niet een kerk in de traditionele zin van het woord, dus de kans dat je er als bekeerling vandaan komt is klein. Maar het is wel een instantie die goed begeleiding geeft in de wondere wereld van psychedelica. Iets voor ‘Once in a Lifetime.” Zelf heb ik nog niet gedaan. LSD was indrukwekkend, maar de trip van vorig jaar moet nog op z'n plek vallen. Het was een moeilijke. Misschien deze zomer???

F.W.

Hitlers Wetenschappers


Wetenschap, oorlog en duivelse pact

John Cornwell

Uitgave: BZZTOH

In de eerste kwart van de twintigste eeuw waren het Amerika en Duitsland de mogendheden die voorop liepen in de wetenschap en de cultuur. Henry Ford had de lopende band ontdekt en zag als toekomstdroom elke Amerikaan in zijn eigen model T. De jazz ontwikkelde zich, en de vliegtuigindustrie kwam letterlijk met volle vaart van de grond. Duitsland had zijn componisten, filosofen en schrijvers en heel veel zware industrie, maar naarmate Hitler meer macht kreeg verliet vooral de joodse intelligentsia het land. De meest vooraanstaande was Einstein, zonder wiens theorie de atoombom ondenkbaar is. Maar in zijn kielzog volgden tal van anderen. Hitler had een grote schare volgelingen maar op intellectueel niveau was in Duitsland sprake van een brain-drain.
Wat overbleef was een soort wetenschap die zich deels aanpaste aan de wensen van Hitler. Er werd een pseudo-rassenleer uit de grond gestampt en daara werd een semi wetenschappelijke theorie bij verzonnen en onderwezen. Deze rassentheorie had duivelse gevolgen. Zoals de moord op 6 miljoen joden, talloze zigeuners homo’s, zwakzinnigen en Russen De slachting begon met de inzet van vuurpelotons. Die bleken niet in staat om de door de nazi’s vereiste ‘produktie’ te halen. Hitler’s wetenschappers gingen experimenteren. Ze probeerden hun slachtoffers in afgesloten vrachtwagens te laden, vervolgens sloten ze de uitlaten van de dieselmotoren aan op slangen en leidden zo gassen naar de afgesloten wagens. De methode werd later afgewezen als te langzaam en niet zeker genoeg. Het kwam soms voor dat er slechtoffers overleefden. En dat kostte dan weer een kogel. En kogels waren volgens Hitler alleen te gebruiken aan het front. Te humaan voor mensen die niet pasten in zijn rassenwaan. De ingenieurs van het chemieconcern IG_Farben brachten uiteindelijk de oplossing. Zij ontwikkelden de pesticide ZYKLON-B. In de landbouw goed tegen insecten. Maar hoge doses verspreid in afgesloten bunkers maakten het gas zo geschikt voor genocide dat het ruim zeven miljoen mensen het leven heeft gekost. Genocide werd door Hitler’s wetenschappers ontwikkeld tot een industrieel proces. Het werkte met een fabrieksmatige precisie en ongekende snelheid en efficiency. Hitler had niet veel met ‘echte’ wetenschap. Waarschijnlijk kwam dat door het feit dat wat hijzelf niet begreep meestal als onzin bestempelde. De relativiteitstheorie van Einstein kon volgens hem niet deugen, alleen al omdat Einstein een jood was en joden waren in Hitler’s vernauwde blikveld niet in staat tot het bedenken van ingewikkelde, baanbrekende wetenschap. Daardoor begonnen zijn wetenschappers te laat met het experimenteren met kernsplitsing. Amerika was hen voor. Aan het eind van de oorlog toen Hitler alleen nog vocht met denkbeeldige divisies, tegen grote tegenstanders wendde hij zich alsnog tot de wetenschap. Onder leiding van Wernher von Braun werden de eerste straaljagers en raketten in de vorm van V-1 en de geavanceerdere V-2 gebouwd. Ze werkten , maar te laat om voor Hitler om het tij te keren. Het cynische is dat Wernher von Braun en andere inventieve Duitsers door de geallieerden niet zijn bestraft, maar met open armen ontvangen... Tegenwoordig staat von Braun bekend als de ‘vader’ van het Amerikaanse Apolloprojekt dat de maanlanding mogelijk maakte. Zijn verleden is keurig weggepoetst. In “Hitler’s wetenschapper’s” staan meer van dat soort voorbeelden. Het is een cynisch boek, boordevol informatie die tot voor kort nog in de archieven zat. Na het lezen ervan blijft de vraag hangen: “Is wetenschap nou gebonden aan moraal of is moraal ook maar een wetenschap?” Fascinerend. Op de foto von Braun en zijn Duitse raketten.

F.W.

De Bedford Boys (Everseller!!)


Alex Kershaw

Uitgave BZZTOH

Op 6 juli 1944 om half zeven in de ochtend landde de eerste golf van de geallieerde Armada op de stranden van Normandië Tot die dag dachten de Duitsers, kundig misleid door inlichtingendiensten, dat de invasie noordelijker, in Nederland of op de Noorse kust plaats zou vinden. Desondanks vonden de soldaten, en vooral die op Omaha Beach landden, een enorm sterke overmacht tegenover zich, geleid door Rommel, die tijdens een feestje, door Hitler per telefoon werd gesommeerd om onmiddellijk de leiding van de Duitse verdedigingslinies op zich te nemen. Wat er in grote lijnen gebeurde is inmiddels bekend: duizenden soldaten van beide partijen kwamen om. Vooral in de vroege ochtend stuitten de eerste gelande compagnies op een spervuur dat zijn weerga niet kende. Voor de Duitsers, die zich hadden verschanst in hoger gelegen bunkers was het in die eerste lange uren gewoon prijsschieten. Nog voor ze de landingsboten konden verlaten, waren veel soldaten al doodgeschoten of ze verdronken omdat ze te ver uit het zicht van het strand met hun zware bepakking in de golven verdwenen. Sommige Duitsers claimden na de oorlog dat ze die dag persoonlijk soms meer dan duizend tegenstanders hadden gemitrailleerd en daarbij overdreven ze niet. Voor de groepen die het eerst voet aan land zetten, was er nauwelijks dekking, hun tanks verdwenen voor een groot deel in de golven en hun bommenwerpers en scheepsgeschut troffen zelden Duitse stellingen. De meeste granaten explodeerden in het water tussen de eigen manschappen. Een van de aanvallende Amerikaanse eenheden was de A-compagnie, 180 man groot. Onder hen bevonden zich een kleine dertig soldaten uit het kleine Amerikaanse stadje Bedford. Zij hadden geen notie wat vechten betekende en dienst genomen om een zakcentje bij te verdienen, want Bedford was in die jaren nog niet hersteld van de nasleep van de grote depressie. Dat het leger hen naar een Europees strand zou sturen om deel te nemen aan tot wat de zwaarste gevechten uit de geschiedenis zouden worden, daar hadden ze geen moment rekening mee gehouden. Maar Churchill en Montgomery waren er van overtuigd dat de invasie nodig was om Duitsland te breken. Dat de Russen dat in feite al in 1943 hadden gedaan was voor deze ambitieuze leiders geen reden om een andere strategie te overwegen. Misschien lag ook de angst voor een volledige Russische bezetting aan de basis van D-day. Waarschijnlijk was Montgemery’s tomeloze ambitie om als eerste in Berlijn te staan een van de zwaarste argumenten om over te gaan tot een invasie op het punt waar de Duitsers hun zwaarste stellingen stonden. Eisenhower, de Amerikaan zag het somber in, maar legde zich neer bij het besluit van zijn Britse collega’s. In een brief liet hij weten dat de beslissing hem mentaal bijna sloopte, maar dat hij toch de volledige verantwoordelijkheid op zich nam voor het lot van zijn manschappen. Met tranen in de ogen –en in dit geval letterlijk- zag hij de compagnies vertrekken. Montgomery en Churchill bleven veilig in hun bunkers. De rest is historie, met als rechtstreeks gevolg de door Montgomery, tegen alle adviezen in, (?????) getriggerde slag om Arnhem, voor hem weer een stap om als eerste geallieerde in Berlijn te staan. Net als de Russen gebruikten de geallieerden hun soldaten als kanonnenvoer, in de hoop dat degenen die het overleefden in staat zouden zijn bruikbare stellingen op te bouwen. De prijs was hoog.. Kershaw heeft geen krijgskundige analyse gemaakt. Maar hij heeft via de dezelfde weg als Pullitzer Prijs-winnaar Studs Terkel die The Good War, an oral history of world war 2 schreef, gewerkt. Dat betekent dat hij diepgaande gesprekken heeft gevoerd met overlevenden en met familie en vrienden van de doden. Daardoor is er geen anonieme compagnie met een nummer teloor gegaan, maar werden het negentien individuen, elk met hun eigen verhaal en eigen achtergrond. Kershaw heeft de onbekende soldaat een gezicht gegeven en dat is een aanwinst, als je het afzet tegenover de talloze krijgskundige analyses die over D-day zijn geschreven. De fotokaterns geven het boek een vooral meerwaarde omdat de soldaten zijn afgebeeld als gewone Amerikaanse jongeren, eerder in de mood om een avondje te stappen dan afgevoerd te worden als kanonnenvlees op een strand aan de Europese kust. Bijzonder is ook de cover: gefotografeerd door de beroemde Robert Capa. De onscherpte van de foto onderstreept onbedoeld de chaos op Omaha beach. Capa was bij die eerste landing aanwezig, liet ogenblikkelijk zijn films naar Londen brengen, waar een laborant ze echter te heet ontwikkelde. Vrijwel niets van het materiaal was bruikbaar. Cynisch genoeg zou dezelfde Capa, die zowat bij elke belangrijke slag voor in de linies stond, jaren later in Vietnam, vlak na een opname op een landmijn stappen...

F.W.

Primeur: binnenkort een korte, maar hevige voorpublicatie


Pilot Bob en Baron Brown, kijken terug op een zachte landing... (foto rechts)


Nog 60 dagen dan bent u in Gangsta’s Paradise.
In zijn onnavolgbare eigen stijl beschrijft Steve Brown de reizen die hij maakte rond de wereld naar de duisterste gebieden die toebehoren aan de schemerzone van geheimagenten, druglords, 'generaals', 'koningen', 'bankdirecteuren' en hoe ze opereren.En passant worden de connecties met Nederland uit de doeken gedaan, zoals in het artikel in Metro van 11-01-2008 met de kop:

‘Ondergronds bankieren in Amsterdamse moskeeën’
Pakistaanse maffiaclans met een politieke kleur maken in Amsterdam gebruik van moskeeën voor het doen van ondergrondse bankzaken. Dat stelt ex-hasjcrimineel en misdaadauteur Steve Brown in zijn nieuwe boek, dat over twee maanden verschijnt bij uitgeverij Elmar.Rumoer! Opspraak! Onthullingen! Rollende Koppen!

William S. Burroughs


De Amerikaanse culturele elite verwisselde in het begin van jaren vijftig, de steriele dancehall voor zweterige zaaltjes waar zwarte musici als John Coltrane, Thelonius Monk en Dizzie Gillespie met, voor die tijd- vreemd gestructureerde harmonieën experimenteerden. Ze begonnen ook marihuana, die onder die binnen zwarte gemeenschap was, te gebruiken. En zo langzamerhand vormde zich een kleine, maar desondanks krachtige avantgarde die intensief met muziek, drugs, en literatuur experimenteerde. Voor de ouderen van toen was die cultuuromslag net zo’n schok als nu voor de zestigjarige die voor het eerst een gabberhousparty bezoekt. De ‘beatgeneration’ was geboren toen mensen als Jack Kerouac, Allen Ginsberg en William Burroughs het levensgevoel van die kolkende periode op papier zetten.
William Burroughs werd geboren op 15 februari 1914, het jaar waarin de eerste wereldoorlog losbarstte. Hij was een telg uit de beroemde Burroughs’ rekenmachinedynastie, maar heeft altijd koppig geweigerd om de vruchten te plukken van het familiekapitaal. Eigenzinnigheid was het kenmerk dat Burroughs zijn hele leven als handelsmerk met zich mee zou dragen. Na zijn studie op de prestigieuze universiteit van Harvard vestigde Burroughs zich in Mexico, waar hij tijdens de tweede wereldoorlog in contact kwam met Allen Ginsberg, de eerste ‘beat-poet’. Tot de dood van Ginsberg in1997 hebben die twee altijd een innige relatie onderhouden –Burroughs en Ginsberg waren eigenlijk de eerste Amerikaanse schrijvers die openlijk voor hun homoseksuele geaardheid uitkwamen- die resulteerde in een briefwisseling waarvan vele fragmenten in boekvorm zijn gebundeld. Op het oog leek het een vreemde combinatie: de gentleman Burroughs, altijd keurig in het pak en ogend als een gedistingeerde kamergeleerde, en de chaotische bebaarde wildeman Ginsberg.

Wilhelm Tell

In die tijd raakte Burroughs betrokken bij z’n eerste schandaal. Het zou zeker niet het laatste zijn. Hij was getrouwd en zou voor Wilhelm Tell spelen. Hij legde een appel op het hoofd van zijn vrouw en schoot. In plaats van de appel te raken, doorboorde hij haar voorhoofd. Of het hier om een echte misser ging of om opzet is nooit opgehelderd. In ieder geval leidde dit incident ertoe dat Burroughs z’n krediet in Amerika had verspeeld. Een homo die zijn vrouw doodschoot...
Burroughs experimentatiedrift leidde ertoe dat hij in 1944 voor het eerst in contact kwam met heroïne. Later zou hij daarover zeggen: “Heroïne is niet zoiets als alcohol of wiet, een middel om je zo nu en dan lekkerder te voelen. Heroïne is geen kick. Het is alleen maar een manier van leven.” Hij zou het middel meer dan tien jaar gebruiken en gedurende die tijd ging hij als een echte hutler door het leven. De ervaringen uit die periode zouden in 1953 de autobiografische roman Junky opleveren, het eerste authentieke, onopgesmukte verslag over het leven in de marge en de dagelijkse jacht op dope. De eerste drukken doken op onder het pseudoniem William Lee. Later zou de provocerende Burroughs zijn eigen naam op de cover zetten. Junky werd genegeerd door de serieuze pers, maar ontwikkelde zich toch snel na verschijning tot een cultboek en bereikte een breed, jong publiek.

Naked Lunch

Vlak na Junky publiceerde Jack Kerouac ‘On the road’, het tweede boek waarin dope, vrijheid, jazz en anarchisme de belangrijkste elementen vormen. ‘On the road’ werd de bijbel voor de pré-hippies en zonder boek zou een film als ‘Easy Rider’ nooit gemaakt zijn. De beatgeneratie zorgde in feite voor de déromantisering van de Amerikaanse droom en daar lag natuurlijk de kiem van de controverse met het establishment. Later verscheen van Burroughs’ hand ‘Naked Lunch’ een hallucinogene collage van trips, herinneringen en ideeën. Een paar jaar geleden werd dit onverfilmbaar geachte boek toch verfilmd door David Cronenberg, de man die later ook ‘Crash’ van J.G. Ballard zou visualiseren.
De werelden van Cronenberg en Burroughs bleken goed bij elkaar aan te sluiten en in het kielzog van de succesvolle film verbreedde de belangstelling weer voor Burroughs’ andere werk. Op 2 augustus 1997 blies deze voorvechter van het vrije woord zijn laatste adem uit. Met een leeftijd van meer dan negentig jaar heeft deze aartsdwarsligger bewezen dat er meer dan drank en drugs nodig zijn om sterke persoonlijkheden en originele ideeën klein te krijgen.
Hij is dik negentig jaar geworden: zijn zoon, een speedfraek haalde nog niet de helft....

S.F. voorbij de verbeelding, Perdido Sation



‘Perdido Station’ van de Britse auteur China Miéville is een monument van verbeelding en inventiviteit. Miéville heeft de grenzen van de SF en fantasy opgezocht, ze vervolgens moeiteloos overschreden en daarmee een eigen de toon gezet voor een nieuwe stroming.

Vaak is wat voor Fantasy doorgaat en waarmee de markt wordt overspoeld: boeken met een kaartje voorin, een groot aantal pagina’s vol vreemde namen, veel toverij,massa's bijvoeglijke naamwoorden, primitieve karaktertekening, en weinig aandacht voor logica en plot.
Niets van dat alles bij Miéville. Over logica zegt hij zelf: “Mijn werk moet coherent zijn omdat het als een raderwerk in elkaar zit. Als er magie in een verhaal vanvoorkomt, dan is dat een vorm van techniek die in mijn universum zijn eigen logische regels volgt. Maar wees gerust, magie speelt Station Perdido geen rol.”
Station Perdido is het centrale knooppunt van de stad Crobuzon. Een bijna op zichzelf staand universum, een grote metropool, die net zoals elke grote stad wordt bevolkt door een verscheidenheid aan rassen, rangen en standen. Er zijn grote avenues voor de rijken, meestal zijn dat mensachtigen, en smoezelige achterbuurten die worden bevolkt door lieden die lager op de hiërarchische ladder staan zoals half dierlijken en hermaakten. Deze laatste groep beschikt over kunstmatige aangroeisels die soms onder dwang zijn aangebracht. Zo moet bijvoorbeeld een vrouw die haar baby heeft vermoord, op last van het gerecht verder leven met de ledematen van het kind op haar lichaam. Zodat ze elk moment met haar misdaad wordt geconfronteerd.
De stad en zijn bewoners zijn door Miéville met een bijna Dickensiaanse pen getekend en zo komt het dat je als lezer het gevoel krijgt zelf rond te dwalen in deze merkwaardige smeltkroes.
“Voor hen stroomde de sukkelende Teer. Zwakke kreten en industrierumoer klonken op uit donkere vensters die in de bakstenen rivieroever waren aangebracht, sommige onder de hoogwaterstreep. Kerkers en folterkamers en werkplaatsen en de halfbloedkruising van dien: de straffabriek waar veroordeelden werden hermaakt. Boten hoestten en kokhalsden op het zwarte water.”
Miéville: “Ik vind het belangrijk dat een verhaal beeldend verteld wordt. Ik heb altijd gehouden van de oude Britse literatuur. Dickens was een groot verteller die je als het ware een verhaal binnensleepte, door beeldende taal te gebruiken. Voor mij een groot voorbeeld.”
Hoofdpersoon is de wetenschapper Isaac Dan der Grimnebullin die zijn leven heeft gewijd aan de Crisis Theorie. (Wellicht de Kwantumtheorie? Want Station Perdido is doortrokken van aardse en menselijke filosofie. Op een dag wordt Isaac benaderd door een Garuda, een wezen in de vorm van een soort vogel. Een erg intelligente vogel, dat wel. Als straf zijn de vleugels van de Garuda verwijderd. Zijn cerzoek aan de wetenschapper is of deze voor hem een mogelijkheid ziet om hem weer te laten vliegen. De Grimnebullin neemt de uitdaging aan en gaat op zoek, waarbij hij een studie maakt van alle vliegende wezens rond Perdido en dat zijn er nogal wat... De zoektocht voert hem naar de randen van de stad en brengt hem in aanraking met een scala van bewoners die door Miéville zonder uitzondering als memorabele personages zijn neergezet. Tijdens zijn experimenten stuit hij op een vreemde larve die aanvankelijk onbelangrijk lijkt, maar wanneer hij ontdekt dat de pop zich voedt met een zeldzaam hallucinogeen, verandert zijn perceptie. Uit de larve,resultaat uit een geheim overheidsexperiment -weer een verwijzing naar deze wereld- verschijnt een monster naar Lovecraftiaans voorbeeld. Nieuw Crobizon schudt op zijn grondvesten en Isaac Dan der Grimnebullin moet rennen voor zijn leven, nadat hij in feite de doos van Pandorra heeft geopend.

Miéville: “Ik had inderdaad Lovecraft in gedachten toen ik Station Perdido schreef. Voor mij was Lovecraft de grootmeester van de horror. Ook zijn visuele manier van vertellen is voor mij een onuitputtelijke inspiratiebron. Hij was een schrijver bij wie alles klopte. Hij zette je nooit op het verkeerde been als het er om ging een verhaal sluitend te maken. Zijn universum was een gesloten Lovecraft-wereld. Hij gebruikte geen trucs. Dat laatste zie je te veel in het fantasygenre. Ik voel me niet een typische fantasy-schrijver. Het zou me teveel beperken om alleen binnen dit genre te schrijven. Ik gebruik elementen uit de Fantasy. Maar ik gebruik ook elementen uit de SF. Je zou me dus ook een Science Fiction schrijver kunnen noemen. Maar ook dat zou ik te beperkt vinden.”
Dat de critici hem gelijk geven, mag blijken uit het feit dat Miéville zowel de Arthur C. Clarke Award als de Britisch Fantasy Award heeft gewonnen.
“Waardering uit beide hoeken dus. Niet zo gek want Fantasy en SF raken steeds meer met elkaar verweven. De diehard fans en puristen vinden dat verwerpelijk. Ik vind het een stap vooruit. Vasthouden aan grenzen betekent beperking. Een schrijver moet zich niet beperken. Of er meer schrijvers op mijn terrein opereren? Er komt een nieuwe golf. Maar eigenlijk waren ze er al. Denk maar aan iemand als Michael Moorcock. Bekend binnen een kleine kring en dat is jammer. Iemand die al zo lang zulke goede, grensverleggende en originele boeken schreef, verdient een groter publiek. En natuurlijk J.G. Ballard. De grote man van de moderne SF. Als je mij met hem vergelijkt, vind ik dat een compliment.”

Gerald Seymour, IRA, BBC en oorlog


De oorspronkelijke titel ‘Harry’s Game’ is natuurlijk oneindig veel mooier. Maar de vertaling geeft wel aan, waar het hier om gaat. Een Britse geheim agent is op zoek naar een man die ervan verdacht wordt een Engelse minister te hebben omgebracht. Twee mannen met een missie. De ene schiet de minister dood voor de ogen van zijn vrouw en kinderen. De ander infiltreert in IRA-kringen om deze dader te pakken. “De jager en zijn prooi”. Beiden worden neergezet als mensen, twijfelaars, met hele menselijke gevoelens. Seymour beschrijft in dit debuut, trefzeker de paranoïde sfeer in Belfast, waar niemand weet wie hij kan vertrouwen. Werd een hit toen de BBC het verfilmde. Muziek: Clannad. Zijn boek Archangel (vertaald als ‘Siberisch Roulette’)-wederom is de Britse titel pakkender) uit 1982 toont een andere kant van Seymour. Hier in is de hoofdpersoon een einzelgänger en ontvouwt het drama zich in een Siberisch strafkamp tijdens Stalin. Daar komt een zwijgzame Brit van Russische afkomst terecht, verdacht van de afgifte van informatie aan een westerse ambassade. Minutieus geeft Seymour weer hoe geheime diensten opereren en agenten meedogenloos laten vallen als ze dat beter uitkomt. Cynisch. Een gevangenisdrama dat doet denken aan Dostojewski’s ‘Herinneringen uit een dodenhuis’. Overtuigend beschrijft Seymour hoe door middel van kleine sabotages, uiteindelijk het hele kamp wordt ontwricht. Een psychologische thriller, doorspekt met actie. En een onthullend beeld van het leven in de Russische Goelag. Al zijn boeken raken trouwens het breukvlak tussen mensen en politiek. Er klinkt een pessimistische visie in door. ‘Individuen en overheid dienen argwanend tegenover elkaar te staan. Overheden denken niet aan het individu…In zekere zin is de overheid de vijand. Waarom? De overheid is machtig, het individu heeft zich daarbij neer te leggen. Meestal’

In Engeland is zijn werk een begrip. In Nederland is hij bij het hele grote publiek niet erg bekend. Het is wel het enige land waar al zijn boeken zijn vertaald. Zijn schare fans groeit met elk nieuw boek. Soms staat op een cover van een misdaadroman ‘literaire thriller’. Voor ons een aansporing om zo’n gelabeld boek maar snel terzijde te schuiven. Seymour wil die kwalificatie niet gebruiken. ‘Ik weet dat ik goede, doortimmerde boeken maak. Trucs om lezers op een andere manier te bereiken met een label? Laat maar zitten.”

Voor u schrijver werd was u reporter. Hoe bent u in de journalistiek terecht gekomen?

‘Ooit was ik verslaggever voor ITF, de concurrent van de BBC. Dat was in 1963, dus we hebben het over het stenen tijdperk. Ik was 21. Tegenwoordig zou iemand er een moord voor doen om op die leeftijd zo’n baan te krijgen. Het feit dat ik over een goed postuur en een soepele microfoonstem beschikte, gaf de doorslag. Tijdens mijn eerste week was ik bij een spraakmakende zaak betrokken: de grote treinroof. Wordt nog steeds over gesproken; er is geen Brit te vinden die niet weet wie Ronnie Biggs is. De avondkranten kwamen met grote koppen. In de eerste edities was sprake van een roof van honderdduizend pond, dat liep gestaag op. De laatste edities schatten de buit op 2 ½ miljoen pond. Spraakmakende TV gemaakt. Journalistiek was een weloverwogen keus. Ik heb het van huis uit mee gekregen. Mijn moeder schreef veertig boeken, en mijn vader kon er ook wat van. Maar ik wilde me niet opsluiten met een schrijfmachine. Ik wilde verwoorden wat ik beleefde. En werd het televisie.
Buitenlands correspondenten waren in die tijd beroemdheden. Daar spiegelde ik me aan. Niet dat ik graag beroemd wilde worden. Maar wat ze deden, sprak me aan. Overal bij zijn, waar ánderen alleen maar over kunnen lezen.
Achteraf gezien was dat een te romantisch beeld. Vooral toen ik als beginner in Vietnam terecht kwam werd dat me duidelijk.. Daar ontdekte ik dat driekwart van het werk bestond, uit de organisatie er om heen. Een filmblik van A naar B brengen, kostte soms dagen. Of het raakte zoek. Zelf hotels regelen. Geen redactie als back-up. In Saigon rondlopen en denken dat je de belangrijkste verslaggever ter wereld bent. Bullshit. Maar in Saigon is niemand die je met beide benen op de grond zet. Aan de andere kant: misschien is zo’n houding wel nodig. Oorlogsverslaggevers zijn getikt. Het idee heel erg belangrijk te zijn, geeft een gevoel van onkwetsbaarheid. Irrationele gedachte, maar voor oorlogsverslaggeving heeft die illusie een functie. Een normaal mens weet zich geen raad als hij midden in de nacht bij een wegversperring even buiten Beiroet onder schot wordt gehouden door een stel tieners die knetterstoned zijn. Een abnormale situatie die om een abnormale reactie vraagt. Onverschilligheid in dat geval. Maar een overmaat aan zelfvertrouwen in zo’n geval allerminst onnodige ballast. Vergelijk het met de angst voor een hond. Als je die toont, bijt hij.”

Hoe hield u zich staande in de buurt van een slagveld?

“Oorlogsverslaggeving is machowerk. Maar aan het eind van een klus heb je, zoals alle mensen die in stresssituaties hebben verkeerd, maar behoefte aan één ding. Een fles met een akelig hoog alcoholpromillage. En dan is er nog iets wat in die tijd sterk speelde en waarom je het gevaar opzocht: de angst om te falen. Vrees om de competitie met je collega’s en concurrenten te verliezen is een drive om risico’s te nemen. Uiteraard heeft dat zijn weerslag op het normale leven. Daarin was ik een buitenstaander. Onbezonnenheid, drank en bluf hielden me in de buurt van het slagveld.”


Wat doet het met je wanneer je midden in het geweld staat?

“De verslaggever staat aan de zijlijn. Alhoewel: ik heb wel eens aan de Cambodjaanse grens gestaan waar een luitenant me vroeg om te helpen bij een aanval. Ik kreeg een wapen in mijn handen gedrukt plus een collectie handgranaten. Verbaasd stond ik daar met dat spul, stamelend dat ik nog nooit met een geweer had geschoten, laat staan een handgranaat geworpen. De luitenant vroeg daarop: “Mijnheer Seymour wat gaat u doen als we vannacht worden aangevallen? Kruipt u dan de loopgraaf uit om te gaan zwaaien met uw Britse paspoort om ‘Don’t shoot, I am British’ te schreeuwen?”. Toen ik met mijn werk als oorlogsverslaggever stopte, begon ik er dieper over na te denken. Zo miste ik die band die alleen mensen kennen, die met elkaar in bizarre situaties hebben verkeerd. Samen met soldaten en collega’s onder vuur liggen, schept een vreemde vriendschap...
Vooral het lachen om alles wat ons overkwam was iets waar ik eerst moeilijk aan kon wennen. Het moet voor buitenstaanders een macabere gedachte zijn, dat soldaten en verslaggevers vlak na een slachtpartij soms in lachen uitbarsten. Een primitieve manier om onderdrukte emoties naar buiten te brengen.
Het werk als oorlogsverslaggever heeft me uiteindelijk milder en sensitiever gemaakt.”

Hoe zou u uw boeken willen typeren?

“Ik ben moeilijk plaatsbaar als schrijver. Schrijf ik oorlogsboeken? Maak ik actiethrillers? Psychologische actiethrillers? Maak ik literatuur? Toen ik er het begin van de jaren zeventig aan begon, dacht ik alleen maar: ik wil een boek schrijven dat zich afspeelt in Ierland. Meer niet. Mijn vrouw kocht een typemachine voor me. We hadden maar een klein huis en nauwelijks geld. Roken mocht niet , ik startte dus onder erbarmelijke omstandigheden. Het was in de tijd dat thrillers populair werden en ‘Day of the Jackall’ over de hele wereld goed verkocht. Maar ik heb geen moment over gedacht iets te schrijven dat daarop leek. Ik dacht meer aan menselijke zwakheden, het fragiele van het Ierse vraagstuk, de rol van burgers en de ellende die conflicten meebrengen. Voor mijn gevoel was ik koorddanser tussen tragedie en melodrama. Misschien zou het ergernis genereren, of woede. De Ierse kwestie lag overal gevoelig. Ik vind het mijn taak om de punten van beide partijen in kaart te brengen. Als thriller, omdat die structuur zich leent voor het directe vertellen. Als lineaire verteller werd je nauwelijks serieus genomen door de critici. Die minder belangrijk zijn dan ze hun lezers willen laten geloven. Als je merkt dat je wordt gelezen door mensen, die nadenken en een mening hebben, dan zijn dát je critici”.

Kunt u iets zeggen over uw werk? Voor wie u schrijft?

“Ik schrijf over mensen. In de gemiddelde amusementsthriller zijn de hoofdpersonen eendimensionaal. Een van mijn ambities is een beeld te laten zien van een werkelijkheid waarvan men het bestaan niet vermoedt. Mensen neigen ertoe te denken dat de wereld een plek is waar het kwaad zich buiten hen om afspeelt. Ze kunnen zich niet voorstellen dat ze er zelf deel van uitmaken. Ik wil hun ogen openen. Schrijver zijn heeft een voordeel als je het met het werk van de verslaggever vergelijkt. In Sarajewo zei een generaal tegen een paar van zijn mannen: ‘Laat dat even aan Gerald zien, neem hem ook even mee dáár naartoe en introduceer hem ook even bij de kolonel’. Als ik nog journalist was zou die deur gesloten zijn. Men gaat er vanuit dat het veiliger is om iets aan een schrijver toe te vertrouwen dan aan een journalist. Schrijvers gaan verder dan de waan van de dag. Een goed boek nestelt zich in je geest, een doorsnee krantenartikel doet dat niet.”

Bijna al uw hoofdrolspelers, en die niet alleen, zijn moeilijk te vatten onder de noemer doorsneemensen.

“De mensen die de doorsneemaatschappij vormen, zijn mensen die weinig doen. Ze zijn getrouwd, werken en vissen in het weekend. Mijn hoofdpersonen zijn niet veel ongewoner, alleen worden ze wel gedreven door een innerlijke kracht. Zo kreeg ik laatst een kaart van mijn jongste zoon, waarop een van de hoogste bruggen van Nieuw Zeeland was te zien. Ik schrok me rot, want ik wist dat daar het Walhalla voor bungeejumpers was. Later vertelde hij me dat hij vanaf het moment dat hij daar was, hij zeker wist dat hij die sprong zou maken. Die drive bedoel ik. Tegen wil en dank voelen mijn personages zich gedwongen om bizarre situaties te zoeken.Een goed voorbeeld daarvan is de ‘held’ uit Archangel. De omstandigheden in dat kamp deden hem boven zichzelf uitgroeien. Opereren zonder vangnet. Tijdens de laatste wereldoorlog waren er bij jullie in Holland veel mensen die joden bij zich lieten onderduiken. Daar heb ik een enorm respect voor. Zulke mensen wil ik beschrijven.”

U schrijft de laatste tijd minder over Ierland. Is dat omdat u er nu verder vanaf staat? Of is er iets veranderd in Ulster?

“Het is lang geleden dat ik er werkte. Stof genoeg overgehouden voor tien boeken. Ik heb het gevoel dat de zaken er in Ierland minder goed voor staan dan politici ons willen laten geloven. De Ierse onderklasse voelt zich, net als vroeger, vernederd en in de steek gelaten. Dat is een voedingsbron voor haat. Onderhuids is Ierland nog steeds gewelddadig en dat willen de Engelsen niet zien. Het is net als met de rassenscheiding in Zuid-Afrika: in naam verdwenen, maar er gaan nog decennia, misschien wel eeuwen over heen voor het echt verleden tijd is. Misschien gebruik ik dat gegeven in een volgend boek. Het onzichtbare lijden van de Ieren.”


Hoe documenteert u zich? Uit uw boeken geeft u blijk van een behoorlijke kennis van politie, militairen, geheime diensten en wapens.

“Ik lees wel veel en mijn ervaringen als oorlogsverslaggever zijn altijd een goede bron gebleken. Maar je moet het niet overschatten: ik ben romanschrijver, dus ook fantast. Soms ben ik zelfs gemakzuchtig. The Sniper’, schreef ik omdat ervan overtuigd was dat een sluipschutter alleen maar goed moest kunnen schieten. Met zo’n hoofdpersoon leek me de documentatie een stuk makkelijker dan met een tankcommandant als middelpunt van het verhaal. Helaas viel het tegen. Hoe geheime diensten werken? Ook voor mij een raadsel. Maar ik hoor wel eens wat.”

In 1991 schreef u een boek ‘Condition Black’ dat zich voor een groot deel in Irak afspeelde. Er is daar inmiddels wel iets veranderd. Cynisch?

“Politici zijn een bijzonder soort mensen. Ze verdienen meer en wonen altijd beter. Ze hebben een dure auto en krijgen daar een chauffeur en vergoeding bij. Ze verwennen zichzelf in vijfsterrenhotels en krijgen gratis kaartjes voor de interessante wedstrijden. Het zijn hele grote mensen. Letterlijk. En wij zijn kleine mensen die zich moeten voegen naar hun eisen. Ik denk dat politiek voor een heel groot deel manipulatie is. De leider treft geen blaam. Politici leggen hun beslissingen niet uit, dat hoort niet bij hun functie. Bush manipuleert ons natuurlijk. Waarom? Omdat hij macht heeft. En naar de ware motieven van macht kunnen we alleen maar raden. Toen ik oorlogsverslaggever was zag ik heel goed wat er op een slagveld gebeurde. Maar ik had eigenlijk geen idee waarom het gebeurde. Ik ben er een beetje cynisch van geworden. En pragmatisch: ik fantaseer er verhalen over en die worden door een breed publiek gelezen. Misschien zullen we de macht nooit ontrafelen. Misschien is dat geheimzinnige wel de essentie van de macht.”

Seymour’s boeken verschijnen bij De Boekerij

Nicci French en True Crime


Onder de naam Nicci French opereert het echtpaar French als schrijvers van thrillers. Alleen Dan Brown weet zich boven hun verkoopcijfers uit te werken, maar zijn formule is beperkt terwijl die van het duo French nog lang niet is uitgewerkt. Reden: Brown schrijft boeken volgens een formule, French schrijft met psychologisch inzicht. Onder haar eigen naam, Nicci Gerrard publiceerde de vrouwelijke helft twee romans en een true crime boek, “Soham”. Over dat laatste boek spraken we haar toen ze een paar dagen in Amsterdam was. Soham gaat over de moorden die de Engelse conciërge Ian Huntley pleegde op twee schoolmeisjes. De zaak, over de in Beckam t-shirts geklede meisjes bracht Engeland, en de rest van Europa, wekenlang in beroering. In Soham, analyseert French de achtergronden. Nauwgezet én met verbazing.

U bent al zo succesvol met uw romans. Waarom deze switch naar true crime?

Omdat de Observer, de krant waarvoor ik jarenlang werkte me vroeg om de zaak te verslaan. Voor ik boeken ging schrijven was ik verslaggeefster. Eerst schreef ik over boeken en kunst, dat soort zaken. Maar daarvoor werkte ik met randgroepjongeren in Sheffield, niet de meest bruisende stad in Engeland, en dat leidde tot een belangstelling voor de zelfkant van de samenleving. Ik bewoog mij steeds meer richting misdaadverslaggeving. Eerst met reportages over ontspoorde jongeren, later dook ik in de prostitutie- en drugswereld en uiteindelijk werd ik op moordzaken gezet. Ik heb wel een merkwaardige switch gemaakt, want voor ik ging werken heb ik een studie Engels afgemaakt en logischerwijs was ik lerares of zoiets geworden. Maar gedreven om de medemens te helpen –een soort naïef idealisme zou je kunnen zeggen- besloot ik dat jongerenwerk te gaan doen. Het was een desillusie. Jongeren die aan drank en drugs zijn en uit gebroken gezinnen komen zijn vrijwel niet te helpen. Je kon niet meer doen dan proberen ze schoon en gezond te houden, maar zelfs een gesprek zat er niet in. Te weinig motivatie bij hen en te weinig geld vanuit de maatschappij. Het zal hier in Nederland niet veel beter zijn, denk ik. Deprimerend werk was het. Ik kwam erachter dat vergeten en verwaarloosde mensen gedoemd zijn om een uitzichtloos bestaan te leiden. Achteraf kwam ik erachter dat de meesten later op een of andere manier met justitie in aanraking kwamen. En dat ik in ieder geval niet de persoon was die daar direct iets aan kon doen. In die tijd moet ik de basis hebben gelegd voor mijn interesse in de achtergronden van misdaad. De wanhoop die ik zag maakte zelf wanhopig en op dat moment kon ik er alleen maar voor vluchten. Het is altijd hetzelfde liedje: een rotjeugd leidt tot een rot leven. De maatschappij wil niet investeren in een betere zorg, dus zal die cirkel nooit worden doorbroken.

U maakte artikelen over enkele spectaculaire zaken.

Ja, eerst was er de zaak van Fred en Rosemary West, die ook wel bekend staat als de zaak van de “House of Horrors.”. Ik ging er onbevangen naartoe, ik had nog nooit een rechtszaal van binnen gezien.. Was me wel bewust van het feit dat het een zaak zou worden die verder ging dan anderen. Maar het raakte me meer dan ik had verwacht. Mijn taak was trouwens niet rapportage over het proces, maar ik werd verondersteld een artikel over hun achtergronden te maken. Dat proces duurde wel tien tot twaalf weken en ik was er elke dag. Dan raak je natuurlijk op een of andere manier meer betrokken dan wanneer je zo nu en dan een rechtszaal ziet. En hoewel Fred West zich in zijn cel had verhangen was zijn geest elke dag voelbaar op de zittingen. Normaal is zo’n lang proces op bepaalde dagen gewoon vervelend. Maar ik vond elke dag even fascinerend. De kinderen die het slechtoffer van de Wests waren deden me denken aan de kinderen waar ik eerder mee werkte. Daardoor hield ik me er bijna obsessief mee bezig. Hoe gruwelijk ze ook handelde, ik zag in Rosemary ook een vrouw die op een bepaald punt van haar leven slachtoffer was. En door dader te worden maakte ze de cirkel weer rond. Ik besloot voor mezelf om daarna nooit meer zoiets te verslaan omdat het me persoonlijk te veel raakte.

Wat raakt u zo persoonlijk?

Mijn moederinstinct. Ik identificeerde me vooral met de moeders van de slachtoffers. Zo erg dat het bijna een obsessie werd. Ik zag er beelden terug van de verwaarloosde en vergeten jongeren waarmee ik ooit werkte en vroeg me af hoe het in godsnaam mogelijk is dat er tientallen kinderen kunnen verdwijnen zonder dat iemand ze mist. Ik geloof dat er in de zaak West maar één keer een meisje is geweest dat door de ouder als vermist werd gemeld. Dat was, het ligt voor de hand, het enige slechtoffer dat uit een middle class gezin kwam. Het is ongelooflijk dat zoveel slachtoffers zelfs nooit als vermist zijn gemeld.

Hoe komen kinderen terecht bij zo’n echtpaar?

Ik weet het niet. Er staat natuurlijk niet op hun voorhoofd dat het sadistische moordenaars zijn. Rosemary en Fred hadden een soort antenne voor het zoeken van hun slachtoffers. Ik kan het niet verklaren. Het waren drifters die drifters herkenden. Bovendien was stond het huis van de Wests bekend als een soort doorgangshuis waar probleem jongeren terecht konden. Niet iedereen die bij ze terecht kwam werd vermoord. Ik kan alleen maar constateren dat ze enorm wreed waren en geen gevoelens van compassie kenden. Rosemary in elk geval zeker niet. Fred heeft zich verhangen in zijn cel. Of het was zijn manier om spijt te betuigen, of het was het verlies van z’n contact met Rosemary. We zullen het nooit weten. In ieder geval werd ik er depressief van. Niet van het feit dat Fred zich verhing, maar wel van het feit dat zulke tragedies zich onder onze ogen kunnen afspelen zonder dat iemand iets merkt. Of misschien, nog erger, zonder dat iemand iets zegt.

En toch stapte u in een volgende spraakmakende zaak.

Het bloed kruipt. Ja, voor dezelfde Observer versloeg ik de zaak van Harold Shipman, de dokter die vermoedelijk meer dan tweehonderd doden op zijn conto kon schrijven.

Wat was het meest opvallende in Shipmans zaak?

Hij speelde voor God door zichzelf te profileren als meester die beslist over leven en dood. Er was geen seksuele component zoals in de zaak West. Zijn slachtoffers waren vooral oudere patiënten. En geld speelde vermoedelijk ook een rol want hij wilde nog wel eens wat erven.

Maar hoe kan een man meer dan tweehonderd mensen doden zonder op te vallen? Er zijn toch begrafenisondernemers die iets moeten hebben gemerkt. Apothekers die kunnen alarmeren dat een dokter meer dan gemiddeld morfine verbruikt?

Achteraf bleek dat natuurlijk ook. Ik denk domweg dat er twee dingen spelen. Ten eerste is er bij het gemiddelde publiek een bijna onbegrensd vertrouwen in het doen en laten van hun arts. Ten tweede denk ik dat niemand zich kan voorstellen dat een mens zo’n gigantische moordmachine kan zijn. Soms is de waarheid zo grotesk en luguber dat hij wel wordt gezien, maar niet wordt geloofd. Natuurlijk moet het iemand zijn opgevallen dat Shipman meer sterfgevallen had in zijn praktijk dan de gemiddelde huisarts. Maar die constatering wordt natuurlijk pas in laatste instantie gelinkt met moord. Voor de buitenwereld was Shipman een innemende persoon. Zijn patienten, meestal oudere vrouwen, waren op hem gesteld. Hij leek de ideale arts. Het waren trouwens een paar begrafenisondernemers die als eersten aan de bel trokken.

En toen deed u recent opnieuw een zaak.

Ja. Ik was al een tijdje full time schrijfster, maar als The Observer me vraagt kan ik moeilijk nee zeggen. En de zaak fascineerde me.

Waarom?

Omdat hij zo haaks stond op beide andere zaken. In zowel de Shipman als de West zaak waren de slachtoffers anoniem. In dit geval waren de slachtoffers meisjes met een naam en een gezicht. Ze werden zelfs internationaal nieuws omdat de zaak vanaf dag één werd gecoverd door de media. Jessica Chapman en Holly Wells konden de dochter van iedere moeder zijn. Daardoor voelde het publiek zich natuurlijk veel meer betrokken. In de andere zaken waren de slachtoffers naamloos en meestal al lang begraven. In deze zaak ging heel Engeland op zoek naar twee meisjes in een Beckham shirt.

En uiteindelijk bleek de conciërge het te hebben gedaan.

Die zich op de televisie wist te profileren als een van de bevlogen helpers bij het onderzoek. Zo kreeg zelfs de moordenaar een gezicht. Voordat hij ook maar verdachte was. Ik denk dat dat ook veel heeft bijgedragen aan het spraakmakende in deze zaak. Bovendien was er veel symboliek, had het iets weg van een icoon. Daar waren de twee onschuldige, bijna engelachtige schoolmeisjes en daar was de man met de grote zwarte wenkbrouwen en de agressieve uitstraling, misschien bijgestaan door zijn bleke, volstrekt charismaloze vriendin. Het was de perfecte setting van goed tegenover kwaad. Alle ingredienten van een menselijk en een rechtbankdrama vielen hier samen.

Is het een hersenspinsel van mij om dit soort zaken typisch Brits te noemen?

Als je denkt dat een meervoudige moord iets typisch Brits is dan is dat een hersenspinsel. Moord en seriemoord komen in de westerse wereld in alle landen ongeveer even vaak voor. Maar hoe ermee wordt omgegaan verschilt van land tot land. Typisch Brits was in dit geval het onderhuids meespelen van de seksuele atmosfeer. Die is bijna overal expliciet, maar daarover wordt zelfs in de Engelse rechtszaal in bedekte termen over gesproken. Ook in dit geval is daarover vrijwel niets naar buiten gekomen. Althans: niets concreets.

Zou de krampachtigheid rond de beleving van seks een rol kunnen spelen bij Huntley?

Dat weet ik niet. Mensen als Huntley vind je overal. Mensen met macabere sexuele fantasie eveneens. Ze hebben, net als Rosemary West het talent om te penetreren in een omgeving waarin ze makkelijk slechtoffers kunnen vinden. En Huntley wist, net als Fred West, een vrouw te vinden die achter zijn daden stond. Ik denk dat niet typisch Brits is. In Amerika zijn er ook veel moordenaars gepakt die een partner hadden die hen steunde of actief meewerkte. Wel is het verbazingwekkend dat zulke types elkaar weten te vinden. Alsof er een soort chemie is. Was zijn vriendin Maxine Carr echt blind voor de daden van haar man of wilde ze het niet zien. Eén ding staat als een paal boven water: ze genoot met volle teugen van de media aandacht die de daden van haar partner genereerde. Dat maakt haar in mijn ogen medeplichtig.

Feit of fictie?

Dit was het laatste boek dat ik over feiten heb geschreven. Tenminste: mijn interpretatie van de feiten. Ik vind het voor mijn gemoedsrust beter om me tot fictie te beperken. We leven in een wereld waarin angst een grote rol speelt. Voor mij is fictie een veiliger en minder belastende manier om mijn angsten te onderzoeken en te verwoorden. Maar zelfs in mijn fictie zou ik mensen als West, Huntley en Shipman niet kunnen verzinnen. De werkelijkheid is zo macaber dat je soms in fictie moet geloven om aan de werkelijkheid te ontsnappen. Ik geloof dat Nicci

Wilbur Smith en wat ik deed op 11-0-01

Misschien dat er wereldwijd meer exemplaren van de bijbel en de koran over de toonbank zijn gegaan, maar met een oplage van over de 150 miljoen stuks mag Wilbur Smith zich toch zeker wel rekenen tot een van ‘s wereld best verkopende auteurs. Daar komen alleen de boeken over Harry Potter en het verzameld werk van Stephen King bij in de buurt. Ik sprak de compromisloze schrijver van rechttoe rechtaan geschreven avonturenromans op een bijzonder moment: 11 –9-2001 precies op het moment dat de twee gekaapte vliegtuigen de twin-towers binnen vlogen. Wij wisten nog van niks, anders zou het gesprek vermoedelijk een totaal andere wending hebben genomen. Zo’n plot zou Smith zelfs niet hebben verzonnen.

In niets lijkt Smith op de avonturiers waarover hij schrijft: ik zit tegenover een vriendelijke, wat vormelijke zestiger, eerder het uiterlijk van een boekhouder in ruste, of een zakenman die niet meer zo nodig hoeft. Maar de twinkelende ogen en zijn prachtige jonge Japanse vrouw verraden dat ik niet met een doorsnee man heb te maken. Zijn boeken spelen zich af over de hele wereld, maar de nadruk in zijn werk ligt op het Afrikaanse continent. Mijn vraag over die connectie beantwoordt Smith met: “Ik voel me de stem van Afrika. Mijn ouders zijn ooit geëmigreerd vanuit Engeland naar wat nu Zambia heet. Daar ben ik geboren, daar liggen mijn roots. In mijn herinneringen en ook nu nog, een paradijselijk stuk Afrika. Ik groeide op in wat ik nog steeds een van de prachtigste gebieden van de globe vind. De ongereptheid, de geluiden, het kleurenspel dat altijd wisselt. Het brengt je heel dicht bij de natuur. Mijn vader was boer, dus werd ik groot tussen vee, bergen bossen en weilanden. Vergelijk dat eens met het geordende en vaak zo miezerige Engeland. Het was een geweldige jeugd. Nu ben ik inmiddels een welgesteld wereldburger met huizen in Zwitserland en Engeland, maar Zambia blijft mijn echte thuis. De fascinatie voor wat door velen het donkere continent wordt genoemd is dus ontstaan in mijn jonge jaren.”

U groeide op in een ander Afrika dan we nu kennen. Het grootste deel is gedekoloniseerd en er zijn weinig Britse boeren over.

“Dat is zo. Vroeger speelde ik in Zambia als enige blanke met zwarte kinderen. Zonder dat als bijzonder te zien. Integendeel, het was vanzelfsprekend. Althans voor mij was dat zo. Hoewel je natuurlijk wel als Britse Afrikaan instinctief voelde dat het standsverschil een rol speelde. Er werd niet over gesproken, het speelde net onder de oppervlakte. Als kind neem je het waar en plaatst het niet. Pas als je volwassen bent doorzie je het. Maar zo was de Britse attitude in die tijd. Misschien is het nog wel een beetje zo. De Britse maatschappij is nog steeds sterk hiërarchisch. Rangen en standen zijn er belangrijk. Diep in mijn hart verlang ik nog wel eens terug naar die voor mij ongecompliceerde Afrikaanse tijd. In de herinneringen van mijn jeugd was iedereen gelukkig. Dat is natuurlijk met de meeste jeugdherinneringen zo. Iedereen heeft de neiging zijn jeugd te romantiseren en verdringt de narigheid. Als kind in een beschermde omgeving heb je natuurlijk nog geen weet van de echte wereld. Je fantaseert er over. Ik droom vaak van Afrika. Dat vind je dan terug in mijn boeken. Maar ik fantaseer er ook voor mezelf nog steeds over zonder dat als materiaal te gebruiken. Dan droom ik van een Afrika zonder ziekte, racisme en kolonialisme. De chaos en de ellende die er nu op veel plaatsen is, de vergeten stammenoorlogen en ongelooflijke armoede stemmen me droevig. Het kolonialisme is iets uit het verleden en in principe was het fout. Maar de meeste Afrikaanse politiek van nu vind ik ook fout en verontrustend. En als ik daarover schrijf doe ik dat conform de harde realiteit. Afrika is wreed en teder tegelijk. De paradoxen, prachtige wouden, onthutsende fauna maar alles is doordrenkt van bloed als je je ogen en oren gebruikt. De wereld sluit zich daarvoor af. ”

Had u als kind de beschikking over boeken? Want vaak zijn schrijvers in hun jeugd lezers.

“Er was geen boekhandel om de hoek. De dichtstbijzijnde plek waar we boeken konden aanschaffen was minstens tweehonderd kilometer verderop. Maar mijn moeder bestelde veel boeken per post en als die aankwamen was het voor mij feest want ik was een groot boekenverslinder. Verslaafd aan lezen. Boeken waren mijn venster op de andere wereld. Met mijn moeder kon ik daarover van gedachten wisselen en we stimuleerden elkaar. Mijn vader heeft merkwaardig genoeg nooit een boek gelezen. Ook niet van mij. Ik heb hem er tenminste nooit over horen spreken. Toen ik al lang succes had als schrijver bleef hij moeite houden met het idee dat iemand van zijn pen kon bestaan. Zoals dansers en actrices ook jaren een aureool van een soort ‘daarin hoort een fatsoenlijk mens niet thuis’, hebben gehad. Als boer was hij ervan overtuigd dat je alleen met zware lichamelijke arbeid recht had op een inkomen. Schrijven zei hem helemaal niks. Heb ik hem toch nog behoorlijk verrast.”

Wanneer begon u het lezen in te ruilen voor het schrijven?

“Dat ging heel geleidelijk. Ik was weliswaar een dromerig type, maar ik had ook een hele praktische, pragmatische kant. Omdat ik al snel doorhad dat lezen en schrijven onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden begon ik zoals zoveel collega’s zijn begonnen: ik leverde kopij voor de schoolkrant. Ik merkte dat ik dat leuker vond dan veel andere nuttige dingen en zo kwam ik op het idee om de journalistiek in te gaan. Mijn ouders vonden dat maar niks, die stonden erop dat ik maar een echt vak moest leren. Dus veranderde ik in een keurige accountant. Een mooi beroep maar je hebt er weinig fantasie voor nodig. En omdat ik die wel in hoge mate bezat bleef ik toch maar schrijven. Ik maakte in mijn vrije tijd kopij voor kranten en ik schreef korte verhalen. Dat ik er ook nog wat geld mee verdiende was een openbaring. Geld verdienen met iets wat je echt leuk vindt. Bijna goed voor een schuldgevoel.”

U gaf uw baan als accountant op en besloot fulltime te gaan schrijven.

“Dat besluit nam ik voor mezelf op mijn zevenentwintigste. Toen had ik mijn eerste grote roman, When The Lion Feeds af. Op dat moment voelde ik me pas een echte schrijver. Even dacht ik dat ik het had gemaakt. Maar toen diverse uitgevers het manuscript met het gebruikelijke standaardbriefje retourneerden stond ik opeens weer met beide benen op de grond. En ik concludeerde met enig pessimisme dat een toekomst als schrijver voor mij niet was weggelegd.”

Maar u ging toch door met schrijven.

“Ik kon het gewoon niet laten. Het was niet dwangmatig, het zat er gewoon in. Dus liet ik dat eerste boek voor wat het was en begon aan het tweede. Met minder grote verwachtingen dan de eerste keer benaderde ik weer een aantal uitgevers. En toen was het opeens raak. Het werd gepubliceerd. Twee jaar na de teleurstelling van mijn eersteling werd ik nu wel gepubliceerd. Voor mij was het een droom die uitkwam, ook al werden er in het eerste jaar niet meer dan vierduizend van verkocht. Niet veel voor het Engels taalgebied. Maar niet in het minst tot mijn eigen verbazing bleef de verkoop gestaag doorgaan. Het tweede jaar gingen er al zestienduizend exemplaren over de toonbank. Voor mij een teken dat ik op de goeie weg was. De rest is natuurlijk historie. Meer dan dertig boeken gemaakt en miljoenen verkocht.”

Wist u dat u dat u een gouden formule in handen had?

“Nee, maar ik ben altijd dezelfde schrijver gebleven. Dat is de gouden formule. Gewoon schrijven wat je zelf graag, leest is mijn motto. Dat betekent in mijn geval de lezer op een gewone, directe manier benaderen. Zorgen dat je de lezer het verhaal binnentrekt. En universele thema’s als oorlog, vrede, liefde, haat en onmacht, favoriete tehama’s in mijn boeken zijn universeel.. Die elementen vertel ik blijkbaar op een manier die wordt herkend en gewaardeerd. Ik maak geen gebruik van literaire trucs, ik voel me geen literator maar een vertellend vakman.Bij mij zal vorm nooit voor de inhoud gaan. Mijn voorbeelden waren mensen als Steinbeck en Hemingway. Verhalenvertellers, geen literaire vernieuwers. Voor mij laat een goed verhaal zichzelf vertellen. Daar moet niet aan worden gesleuteld. Als je er franje aan toevoegt leidt dat af.”

Critici noemen uw werk soms oppervlakkig.

“Moet ik daar wakker van liggen? Zijn mijn lezers dan niet kritisch? Elitaire critici willen overal een dubbele bodem zien om zich vervolgens als intellectueel te manifesteren. Lezen om te amuseren is voor hen een taboe. Zij zullen wel bepalen wat literatuur is en wat niet. Ze spelen voor de almachtige. Het laat me volkomen koud wat ze van mijn werk vinden. Zolang ik boeken maak die miljoenen lezers aanspreken, weet ik dat ik voldoe aan een vraag. Zouden die miljoenen lezers allemaal over slechte smaak beschikken? Ik vertel verhalen die mensen graag willen horen. En dat is sinds mensenheugenis de basis van literatuur. Er zijn critici die vinden dat een boek niet mag amuseren. Dat je niet voor je plezier mag lezen. Niet direct mijn doelgroep.”

Er zijn meer schrijvers die uw formule gebruiken. Toch zijn ze minder succesvol. Hoe verklaart u dat?

“Misschien zijn ze minder ambitieus. Misschien hebben ze minder geluk. Misschien ben ik net een tikkeltje beter. Ik heb maar één ambitie en dat is zo goed mogelijk een verhaal vertellen. Dat gaat niet vanzelf, daarvoor moet je energie gebruiken, liefde in investeren en je goed documenteren. Als ik bijvoorbeeld over de scheepvaart in de gouden eeuw schrijf duik ik musea in om te kijken hoe de oude meesters toen schilderden. Hoe ze de tijdgeest voelbaar naakten op hun doeken. Ik zoek in archieven en handboeken hoe de scheepvaart in die tijd functioneerde. Ik wil de geur van touw en pek ruiken en overbrengen door middel van woorden.. Sfeer,s temming en geloofwaardigheid genereren, kan alleen als je weet waar je over schrijft. Ik dompel mezelf in mijn onderwerpen. Ik vermijd actuele thema’s omdat die morgen alweer vergeten zijn. Wat er echt toe doet is overmorgen nog actueel. Daar maak ik gebruik van.. Ik vind dat een boek langer mee moet. Boeken horen buiten de waan van de dag te vallen. Een paar jaar geleden schreef ik over piramides. Ik heb er niet alleen heel erg over gelezen, maar er ook in rondgelopen en er zelfs naast geslapen. Daarom weet ik hoe een piramide voelt. Je blikt even over de rand van een duizelingwekkend mysterie. En je weet dat het mysterie nooit zal worden opgelost. Het raadselachtige daarvan leg ik voor aan mijn lezers. Zo delen we de verbazing. Soms lees ik een boek dat ik jaren geleden heb geschreven en waarvan ik ben vergeten waar het precies over ging. Als ik het dan wegleg denk ik bij mezelf: de schrijver die dit op papier heeft gezet verstond zijn vak. En dat denken mijn lezers ook. Zeker weten. Ze herkennen de vakman.

Milleniummensen en J.G. Ballard

Milleniummensen
J.G. Ballard

Uitgave: Arbeiderspers

De Britse schrijver J.G. Ballard werd in 1930 geboren in Shanghai, China, waar zijn vader, zoals zoveel Britten in die tijd in het bezit was van een in-en exportbedrijf. De kleine Jim leidde daar een gelukkig koloniaal bestaan: een huis vol bedienden, nergens gebrek aan en omringd door alles waarmee een kind zich kan vermaken. Alleen vrienden ontbraken, want Britse jongetjes gingen niet om met hun Chinese leeftijdsgenoten. Over die merkwaardige jaren in Shanghai heeft Ballard twee autobiografieën geschreven: de eerste: Empire of The Sun. over zijn fascinatie voor modelvliegtuigen, een fascinatie die na de Japanse aanval op Pearl Harbour omsloeg in een obsessie voor alles wat luchtwaardig was. Ontroerend is het om te lezen dat de kleine, maar snel volwassen wordende Jim, hoopt dat de Japanners zullen winnen, omdat hij vindt dat ze over de mooiste vliegtuigen beschikken. Daarna gaat het boek over op de ervaringen van de jonge Ballard in een Japans interneringskamp waar hij, gescheiden van zijn ouders, bescherming krijgt van twee Amerikaanse avonturiers. De zorgvuldig genoteerde jeugdherinneringen eindigen met de aangrijpend beschreven detonatie van de bom op Hiroshima. Ballard –in 1945 vroeg wijs door het harde kampleven- zag de atomaire lichtflits op honderden kilometers afstand en besefte op dat moment dat de oorlog voorbij was, maar dat zijn leven nog moest beginnen. Het boek is vakkundig door Spielberg verfilmd, maar het onderwerp was te beladen om er een grote kaskraker van te maken. Ballards boek is beter. Hij kreeg er Guardian Fiction Prize voor. Jaren later schreef hij nog een boek over zijn leven in China en over zijn latere ervaringen in Engeland. “De zachtheid van vrouwen.” Mooi geformuleerde herinneringen, een deel ervan overlapt een sectie uit The Empire of the Sun, maar het gaat voornamelijk over zijn intense ervaringen met de semi-vrijheid tijdens de jaren zestig: drank, hallucinogene drugs en vrije liefde, die Ballards tweede autobiografie zo fascinerend wrang maken, omdat de levens van de ‘happy people’ met al die uitspattingen even leeg blijven als ze daarvoor waren. Ballard begon zijn schrijversloopbaan met het publiceren van S.F. Geen fantasy, maar een meer op de werkelijkheid preluderende toekomstvisies. Pessimistisch en cynisch. Veel van zijn werk bestaat uit verhalen over ecologische rampen, zoals “ De Brandende Aarde” en ‘De Wind van Nergens.’ Doorbreken deed Ballard nooit bij het grote publiek, maar hij wist zich wel verzekerd van trouwe lezers en critici benadrukten altijd het belang van zijn boeken. “Crash”, een macabere fantasie over auto-ongelukken die sex-thrills genereren werd beschouwd als een grensoverschrijdende cultroman en is in een wat softere versie verfilmd door David Cronenberg. Macaber. Later zou zijn werk minder SF- elementen bevatten, maar werden zijn boeken wél cynischer. Zoals Cocaine Nights, dé roman over geld, roem en decadentie in de filmwereld. In Milleniummensen is Ballards visie zo mogelijk nog grimmiger. Hoofdpersoon David Markham woont in Londen. In Ballards boek een stad in de greep van angst. Niet voor buitenlandse terreuraanslagen, maar voor terreur van binnenuit. Het zijn de Londense yups die in opstand komen tegen het, wat zij noemen, gedwongen consumeren. Onder leiding van een charismatische arts ontwikkelt de Britse middenklasse zich tot de vijand van het establishment. Londen wordt een armageddon, met bomaanslagen in musea, bibliotheken, banken en andere instanties die de consumentenrace proberen op te voeren. “Bevrijd ons van de ketens van de consumptiemaatschappij,” is het motto van de strijd. De vraag wordt opgeroepen of de burgers nou strijden voor hun eigen bevrijding of dat ze het gevecht aangaan om zich los te maken van de indolentie van het ‘goede leven’. Het antwoord op die vraag laat Ballard mooi aan de lezer over. Je begrijpt hem, of je begrijpt hem niet. De structuur van het verhaal is mooi in balans. Markhams zoektocht naar de daders van de moord op zijn vrouw dwingt hem positie te kiezen. Het lijkt op een thriller, maar in feite gaat dit boek over controle, macht,verzet, keuzes enonderwerping. Ballards broeierige toekomstvisie komt op veel punten overeen met Brave New World van Aldous Huxley. Maar daar waar bij Huxley een sprankje is van hoop, gaan bij Ballard alle illusies in schereven. Letterlijk. Is Markham slachoffer? Of is hij dader? Het is maar hoe je tegen hem aankijkt. Of hoe je tegen jezelf aankijkt. Een confronterend boek.

The other side of Hollywood, X-rated


Porno is tegenwoordig normaal. Alhoewel...De videotheek op de hoek verhuurt anno 2007 meer pornofilms dan regulier materiaal en moderne productiebedrijven als Shiva en Private, goed voor een paar honderd pornovideo’s per jaar en de laatste is zelfs beursgenoteerd. In de jaren zestig en zeventig lag dat wel even anders. Porno voor de huiskamer bestond niet, behalve voor bezitters van 8 mm projectors die werden geleverd door het Deense bedrijf Color Climax. Voor echte porno moest je eerst naar obscure filmhuizen, later kon je naar de bioscoop. In “The Other Hollywood, the uncensored history of the porn film industry” van Legs McNeil en Jennifer Osborne wordt de kortstondige bloeitijd van de bioscoopporno belicht. De schrijvers maakten interviews met honderden betrokkenen en dat leverde een beeld op van een maatschappij in verandering. Seks drugs, rock en film waren even aan elkaar gekoppeld. Tot de video zijn entree deed...

The Other Side of Hollywood

Voor de jaren zestig bestond er geen porno. Tenminste niet officieel. Soms circuleerden er wel eens boekjes afkomstig uit Scandinavië, maar dat was porno in de marge: vaak niet meer dan blote vrouwen met weggeretoucheerd schaamhaar en onzichtbare vagina’s. Het was Peter Muller, de bedenker van het eerste seksblad Candy die de deur opentrapte. Het leverde hem naast een aantal processen, miljoenen op. Die er overigens net zo hard weer werden doorgejaagd. Muller is nog steeds actief in het sekswezen. Hij is overgestapt van de hard- naar de softporno en brengt nu het blad Foxy op de markt. Erg veel niks, dat blad, maar niettemin een seller. Candy was een direct gevolg van de revolutie die zich in de jaren zestig op allerlei gebieden voltrok. Maindrive: weg met de oude regenteske waarden en de power to the people. De muziek voorop. The Beatles propageerden met Sergeant Pepper direct het gebruik van LSD, The Byrds deden de autoriteiten huiveren met hun door de radiostations in de ban gedane ultrapsychedelische single Eight Miles High en Wim Verstappen en Pim de la Parra maakten Blue Movie, de eerste Nederlandse bioscoopfilm waarin het mannelijk geslachtsdeel in vol ornaat (het was dat van acteur Hugo Metsers) was te zien. De filmkeuring –die bestond toen nog- liet de film niet toe, maar na een doorwrocht verweer van Verstappen ging Blue Movie toch de bioscopen in en werd natuurlijk, vooral door het verbod, een hit. Wie de film nu ziet, zal zich vooral vervelen en zich afvragen waarom die drukte werd gemaakt. Maar ja. het was in de tijd waarin de dominee tegen de zakenman zei: “Als jij ze arm houdt, zorg ik dat ze hun mond niet open doen.” Op de Amsterdamse wallen verschenen de eerste seksbioscoopjes waarin voornamelijk ‘loops’ (korte 8 mm filmpjes) uit Scandinavië, waar de wetgeving liberaler was, werden gedraaid. Om ze te mogen zien moest je officieel lid worden van de filmclub. In de praktijk betekende dat het invullen van een papiertje. Naar legitimatie werd niet gevraagd. Een wassen neus dus. In achterafstraatjes vestigden zich naast de eerste coffeeshops, de seksshops waarin de korte filmpjes en seksblaadjes werden verkocht. De klanten werden er liever niet gesignaleerd en het image was groezelig. Voor seksattributen was men nog steeds afhankelijk van krantenadvertenties onder het kopje ‘rubberwaren’. In de bioscoop voltrok zich langzaam een verandering. Blote borsten werden filmtrekkers. Soft-porno was voornamelijk afkomstig uit Duitsland. Vooral de zich later in Nederland vestigende regisseur Oswald Kolle trok veel publiek door zijn soft-seks te voorzien van het predikaat ‘voorlichtingsfilms’. Nu noemen we dat camp. Van penetratie was geen sprake, de beelden moesten het vooral hebben van suggestie. Keurige seks voor echtparen: vader en moeder kregen een avondje voorlichting. Beter alibi om naar seks te kijken was niet te verzinnen.

1972

In 1972 barstte de bom. En die bom kwam uit Amerika. Linda Loverlace, niet bepaald een diva, echtgenote van biker Chuck Traynor had al een flinke reputatie als stripper in seksclubs opgebouwd en stond in die kringen bekend als iemand over die een ongelooflijke techniek beschikte als het om pijpen ging. Traynor wilde dat fenomeen niet voor zichzelf houden en draaide loops van Linda in actie. Ze vonden gretig aftrek. In. L.A. ontmoette het duo de regisseur in de marge, Gerard Damiano en bezocht het drietal een swingersclub. Damiano zag Linda daar aan het werk. Hij was veel gewend, maar dit sloeg in zijn ogen alles. Hij draaide op dat moment een normale film maar was, passend in de tijdgeest, van plan om daar een seks-insert aan toe te voegen. Linda’s capaciteiten waren overtuigend genoeg om het hele plan te wijzigen en binnen een avond was het script voor Deep Throat een feit. Erg ingewikkeld was het niet. Het verhaal, meisje kan geen vaginaal orgasme krijgen -dokter onderzoekt haar en ontdekt dat haar clitoris in haar keel zit- was mager, maar wie maalt daarom als het om porno gaat. Linda’s tegenspeler was Harry Reems die in het normale leven hand- en spandiensten voor Damiano deed. Tijdens het draaien was hij verbijsterd: “Giving more head she became frantic –her tongue and lips were everywhere. Then I felt the muscles in the back of het throat opening up. Her head lowered over me. Suddenly I could feel my cock go right into het throat. I couldn’t believe she ate the whole thing! My cock and balls and half my pubic bush were all ingulfed in that cavernous, deep throat.”
Gerard Damiano: “Linda knocked me out she started down on Harry, doing her Deep Throat thing. Harry was heavily endowed. I had never seen anybody take a cock that deep before.”
Het op 16 mm geschoten materiaal (kosten zo’n 15.000 dollar) werd opgeblazen tot het 35 mm bioscoop formaat en de film werd uitgebracht in de reguliere bioscopen. Amerika en de rest van de wereld stonden versteld van Linda en haar circusact. In Nederland draaide de film in de inmiddels opgedoekte bioscoop Parisien aan de Nieuwendijk en hield het daar maanden uit. Natuurlijk was de film controversieel. Het was de toenmalige premier Van Agt die de film in besloten kring zag, er zijn afschuw over uitsprak en een noodwetje invoerde dat bepaalde dat ‘zulke vieze films’ alleen in bioscopen met minder dan 50 stoelen mochten draaien. Lachen was dat. De politie die in de bioscoop stoelen telde. Dat wetje hield het niet lang vol en met Deep Throat was de weg vrij voor salonfähige pornobioscoopfilms.
Damiano is de enige die rijk is geworden aan de film. De 15.000 dollar veranderden in miljoenen. Linda hield er niks aan over, Harry Reems alleen het prettige gevoel dat hij de beste pijpbeurt ever heeft gehad.
Na Deep Throat maakte Damiano op 35 mm “Devil in miss Jones” een pornofilm met artistieke pretenties. Met daarin Georgina Spelvin en Jamie Gillis. Vanwege de artistieke bedoelingen werd het niet de hit die Damiano in gedachten had, maar het was wel de doorbraak voor acteur Gillis. Die er met gemengde gevoelens op terug ziet.: “Ik liep met een vriend door de stad. In die tijd deed ik Shakespeare en Sartre in kleinere theaters. Mijn ambitie lag bij het toneel en voor de lol maakte is soms wat loops om bij te verdienen. Daardoor kwam ik bij Damiano terecht. Soms werkte ik ook wel als taxichauffeur. We zagen een affiche voor de film in de stad, hij hing overal, met daarin mijn naam pontificaal gedrukt. Ik zei tegen mijn vriend. “Daar gaat mijn carrière.” Hij antwoordde; “Jamie, je hebt nou een carrière.” Gillis is nog steeds actief, zowel voor als achter de camera en met Shakespeare is het niks geworden.

John Holmes

John Holmes maakte naam, niet vanwege zijn acteerprestaties want die had hij niet, maar vanwege de enorme afmeting van zijn lul. Waarschijnlijk de grootste die ooit op het witte doek te zien was. Voor zijn tegenspeelster moet het niet altijd een pretje zijn geweest, maar toch oefende dat enorme apparaat aantrekkingskracht uit, want hij heeft het met een paar duizend vrouwen gedaan. Meestal in loops. Bioscoopfilms waren niet Holmes’sterkste kant want dan moest er worden geacteerd. Holmes verbaasde zijn vrouw toen hij, zich onbespied wanende, met een meetlint het formaat van zijn pik mat. Holmes kon de verleidingen van de roem niet weerstaan. In het begin van zijn loopbaan gebruikte hij alleen cannabis en ging hij andere drugs uit de weg. Maar dat veranderde snel toen hij de geneugten van cocaïne ontdekte. In 1976 was Holmes volledig hooked en kon hij alleen nog een erectie krijgen als hij strak stond van de drugs. Geen nood, want ook in slappe toestand wist Holmes zijn immense apparaat wel naar binnen te wurmen. Het was trouwens niet alleen coke. Porno actrice Sharon Mitchell: “ Iedereen gebruikte in die tijd. Er was altijd wel heroïne, coke, PCP en pot op de set.” Maar John verscheen daar met steeds meer uppers en downers in zijn bagage. En hij ontdekte het freebasen. Zijn hele salaris –en dat was wat in zijn hoogtijdagen- joeg hij er doorheen door zijn gigantische drugsgebruik. Het bracht hem steeds verder van de wereld van het filmen en dreef hem in de armen van het criminele circuit. Bovendien was hij een van de eerste pornosterren die Aids kreeg. Het werd een roemloos einde. Holmes raakte betrokken bij een schietpartij om drugs waarbij enkele doden vielen. Zijn rol in het geheel blijft een beetje in nevelen gehuld. Veel vertelde hij er niet over. Uiteindelijk stierf hij aan Aids en zijn dood viel ongeveer samen met de komst van de video. Dat werd de doodsteek voor de pornofilm op bioscoopformaat. De klassiekers als Deep Throat, Behind the Green Door (de eerste volwaardige film met als hoofdmotief interraciale seks) en de funny The Private Afternoons of Pamela Man zouden geen opvolgers meer krijgen. Porno ging terug naar het magazine format, maar dan op video en inmiddels dus op DVD. Films worden eigenlijk niet meer gemaakt. Porno is nu voor het grootste deel gonzo. Dicht op de huid gefilmd, vaak met handheld digitale camera’s. Direct gefilmd op de actie. Trefzeker, recht op het doel af. De John Holmes van nu heet Rocco Siffredi, een Italiaanse stud die inmiddels, zonder drugs, de daad met duizenden vrouwen heeft verricht. De nieuwe Linda Lovelace heet Belladonna en ze levert soms per week een DVD. In The Other Hollywood komt een kort tijdperk adequaat tot leven. De interviews en de research zijn voorbeeldig. Alleen John Leslie ontbreekt en dat is nou net een van de beste pornoacteurs en regisseurs. En nog steeds bezig om porno te filmen op een wat meer indirecte wijze dan de gonzostyle. Maar dat is dan ook de enige omissie in deze onderhoudende bundel oral history.

Uitgave: Regan Books

Import Van Ditmar.

Clive Barker, from hell with fun

Een ontmoeting met Clive Barker (voor Mark H. it was a hell of a day!)

“Wie Clive Barker een horrorschrijver noemt, zal The Beatles een garageband noemen. Hij is een kunstenaar in elke zin van het woord: altijd scheppend en altijd grensverleggend. Hij is de grote verbeelder van onze tijd. Hij kent onze grootste angsten, maar ook wat ons verrukt, wat ons opwindt en wat waarlijk heilig is. Obsederend, bizar, indrukwekkend. Dat zijn woorden om Clive Barker te typeren, totdat we nieuwe, meer passende adjectieven uitvinden.”

Bovenstaand citaat is niet afkomstig van een of andere willekeurige uitbundige fan, maar afkomstig uit de koker van regisseur Quentin Tarantino en te lezen op de flaptekst van Barker’s semi-autbiografische, vuistdikke roman ‘Coldheart Canyon’ over de keerzijde van het glamoureuze Hollywood. Als ik Barker met dit citaat confronteer –de setting is bijzonder, een oude stal bij het kasteel van de Keukenhof waar een soort fantasyfestival plaatsvindt en waar mensen in onalledaagse outfits als reus, dwerg of trol rondlopen- merkt hij laconiek op dat “Tarantino ook wel van wanten weet als het gaat om het scheppen van een morbide filmtaal en het verleggen van grenzen. Maar ik voel me er niet door gevleid, want dan zou ik me wat van critici aantrekken en dat doe ik nou eenmaal niet. Voor je het weet is ’t dan gedaan met je creativiteit en beland je in de mainstream. Dat is een plaats waarin ik me niet thuis voel en dan druk ik me heel eufemistisch uit. Bovendien heb ik geen inspraak in wat mijn Nederlandse uitgever (Luitingh) op de omslagen zet.”
Dat Barker allerminst een mainstream auteur en filmer is, weet iedereen die zijn werk kent. Zijn boeken zijn niet onder een noemer te vangen. Soms is het pure horror: bijvoorbeeld een groot deel van de verhalen uit De Boeken van Bloed kan daartoe worden gerekend, soms gaat het om fantasy, en daarvan is het trippy Weefwereld een voorbeeld. Maar dan is er ook weer een boek als Abarat, een cross-over tussen Alice in Wonderland en Peter Pan. Daarin toont Barker zich niet alleen een begenadigd verteller, maar ook nog eens een vaardig illustrator.
“Die illustraties zijn in werkelijkheid tamelijk grote schilderijen. Maar noem me alsjeblieft geen schilder. Om toch maar bescheiden te blijven signeer ik ze niet, ze zijn niet te koop en worden niet geëxposeerd. Het is gewoon een onderdeel van wat ik omschrijf als ‘het project van Clive Barker en zijn visie op de werkelijkheid, of wat daar voor door moet gaan.’
Coldheart Canyon daarentegen is een griezelige satire. “Ik woon er samen met mijn partner, de fotograaf David Armstrong. Ik heb er een aantal films gemaakt en ik ken er veel mensen. Zelf hebben we niet het gevoel in een schijnwereld te leven omdat we met beide benen op de grond staan. Maar dat geldt helaas niet voor iedereen in Hollywood.”

Barker is, in tegenstelling tot wat veel lezers denken, geen Amerikaan, maar een originele Brit. “Ik ben in 1952 in Liverpool geboren. Ik heb op dezelfde school gezeten als een paar leden van The Beatles. Op dat moment realiseerde ik me dat natuurlijk niet. Ten eerste zag ik hen nauwelijks omdat ze een paar jaar ouder waren dan ik en ten tweede noemden ze zich toen nog niet The Beatles, maar The Quarrymen, naar de naam van de straat waar onze school stond. And the rest is history. Bovendien was ik als schooljongen niet geinteresseerd in muziek en toen ik dat wel werd waren zij al lang uit Liverpool vertrokken. Maar achteraf heeft het natuurlijk wel wat.”

Ik vraag Barker waar hij zijn inspiratie vandaan haalt en of hij zich wel thuisvoelt op een fantasyfestval. Op dat moment loopt Barker naar een nis in de stal, pakt daar een door mij niet opgemerkt rood paardenhalster met oogkleppen van de muur, zet het ding op zijn hoofd en maakt een klein rondedansje. “Vind je dit nou niet spooky? Volgens mij zie ik er nou uit als een middeleeuwse nar of een klein duiveltje.” Ik moet het beamen. “Het is een kwestie van er oog voor hebben. Of het een gave is, weet ik niet. Mijn leven leek eerst een beetje te mislukken. Nadat ik mijn school had afgemaakt heb ik filosofie gestudeerd. Maar daar kun je niet veel mee, dus probeerde ik het als acteur. Dat werd een fiasco. Doceren lag me niet, dus heb ik een tijdje van alles en nog wat gedaan, en uiteindelijk ben ik gaan schrijven.”
De logische vraag in dit verband is: waarom juist schrijven?
“Ik denk dat het te maken heeft met mijn Ierse roots. Ieren zijn in veel gevallen geboren vertellers. Nergens staat de traditie van het vertellen van verhalen zo hoog in’t vaandel als in Ierland. Mijn Ierse grootmoeder heeft me talloze verhalen verteld toen ik nog een kind was en dat vond ik vaak fascinerender dan lezen of naar films kijken. Later ben ik die verhalen gaan opschrijven en daarna heeft mijn schrijverschap zich verder ontwikkeld. Maar het is allemaal begonnen met mijn grootmoeder. Als zij vertelde verschenen er beelden op mijn netvlies die er nog steeds zijn ingebrand. Vertellen is iets magisch, het werkt hypnotiserend.”

Je wordt vaak vergeleken met Stephen King.

“Omdat we beiden een stukje van hetzelfde gebied bestrijken. Ik heb veel waardering voor King, maar zelf vind ik dat we weinig met elkaar gemeen hebben wat stijl en aanpak betreft. King voegt zich misschien wat nadrukkelijker naar de eisen van zijn publiek. Hij maakt ook veel van zijn verhalen tijdgebonden door bijvoorbeeld over merken en hypes te schrijven. Ik doe dat niet. Ik geloof dat mijn aanpak wat universeler is. Daarmee beweer ik trouwens niet dat ik een betere schrijver dan King ben. Ik ben een andere schrijver.”

Mijn opmerking hoe zijn ogenschijnlijk anti-autoritaire houding gecombineerd kan worden met het regisseren van films levert een bijna kwaadaardige grijns op: “Op de set ben ik juist heel erg autoritair. Het moet zoals ik het wil en daar wijk ik geen duimbreed vanaf. Ik denk dat acteurs een ander beeld van me hebben dan jij. Wij zitten hier lekker met een drankje in een oude stal te praten. Wat jij over me schrijft moet je helemaal zelf weten en ik ga ervan uit dat je mijn woorden niet al te erg verdraait. Maar in dit gesprek voer jij uiteindelijk de regie en daar leg ik me bij neer. Als ik jou zou moeten filmen zouden de verhoudingen heel anders liggen en zou je een hele andere kant van mij zien. Dat wil overigens niet zeggen dat ik een onredelijke regisseur ben. Het is gewoon zo dat ik een beeld voor ogen heb en precies weet hoe ik dat wil vastleggen. En of dat nou een verhaal, een tekening of een film is: het is mijn idee dat het uiteindelijke resultaat bepaalt.

Hellraiser?

A hell of a film. Weet je dat het draaien van die film niet meer dan zeshonderdduizend dollar heeft gekost en dat hij miljoenen heeft opgebracht? Dat was voor mij natuurlijk een grote verrassing. En een bewijs dat met een low-budgett wel degelijk een film is te maken die ertoe doet. Maar natuurlijk weet je dat niet van tevoren. Voor mij was het een experiment. Maar ik heb altijd in Hellraiser geloofd en zag het als een logisch vervolg op mijn boeken. Filmen is tenslotte niks anders dan het vertellen van een verhaal met andere middelen dan papier en letters. Het verbaast mij dat er zo weinig schrijvers zijn die de overstap naar film maken. Onlogisch. Het ene verhaal leent zich voor vertellen in beelden, het andere leent zich voor een boek. Maar het blijft vertelkunst.

Ben je nog steeds ‘cult’?

Het is maar wat je ‘cult’ wilt noemen. Als ik cult maakt is er een groot publiek dat van cult houdt. Als je met ‘cult’ bedoelt of ik vind dat ik serieus genoeg wordt genomen door een bepaald segment van critici of publiek dan wil ik graag een cultfiguur blijven. Het heeft het grote voordeel dat je geen concessies hoeft te doen en vrij bent om te maken wat je zelf wilt. Zelf omschrijf ik wat ik maak als ‘imaginaire fictie’. Dat is een mooie uitdrukking die een breed spectrum bestrijkt. Horror, fantasy, ik weet waar je naartoe wilt: het wordt door de literaire elite nauwelijks geaccepteerd. Daar lig ik niet wakker van want die literaire elite wordt door mij evenmin geaccepteerd. Maar als je ziet welke shit ze vaak wel accepteren dan kun je er alleen maar om lachen. En wees nou eerlijk: is het niet prachtig om alles te kunnen doen wat je wilt, elk boek te schrijven dat je in je hoofd hebt, en elke film te maken die je zelf graag op het doek wilt zien. Daar kunnen veel gevestigde schrijvers en acteurs alleen maar van dromen. Zolang er mensen zijn willen ze verbeelding ervaren. Daarin voorzie ik blijkbaar op een wijze die goed genoeg is om een groot publiek mee te slepen.

Mijn laatse vraag ging over Weefwereld. De cover van de Amerikaanse uitgave die ik tien jaar geleden las, suggereerde LSD-achtige beelden. Welke voorstellingen er op de omslag verschenen hing af van de lichtinval. Dus: wat zijn je ervaringen met drugs?

“Het is allemaal fantasie man. Ik heb niks met drugs. Ik denk dat wanneer ik drugs zou gebruiken mijn fantasie helemaal op hol zou slaan. Ik lijd nou al vaak aan slapeloosheid. Daarvoor neem ik geen pil. Ik sta op, pak mijn penseel en schilder de beelden die in me opwellen. Soms kan ik mezelf niet eens bijhouden.”

Buiten is opeens een schitterende limousine voor komen rijden, met een chauffeur in livrei. Ik vraag Barker waar hij die eer aan heeft te danken. “Dat ding is niet voor mij man, maar voor die jongens die een rol spelen in Lord of the Rings. Zij mogen er een stukje in rijden. Laten wij maar een eindje lopen voor dat gekkenhuis begint....Niemand die Barker herkent....

Blogarchief

Over mij

Niks te melden, Groucho fout gespeld, geen clublid, atheist. Slechte ervaringen: met foute dienders en foute vrienden, soms een combinatie. Goede ervaringen: met vrouwen en vrienden, en daar vallen geen zelfbenoemde vrienden onder. Met skydiven, zeilen en LSD.

Albert Hoffman 28 april overleden

102 werd Albert Hoffman, de man die de wereld LSD gaf. Helaas is zijn sleutel van The door of Perception anno 2008 nog steeds omstreden. Hofmann heeft tot de laatste dag gepleit om zijn Problem Child serieus te nemen. Maar LSD werd om politieke redenen tot een gevaarlijke drug bestempeld. Met dat gevaar blijkt het mee te vallen: lethale dosering is anno 2008 nog steeds niet gevonden en Albert Hoffman, die regelmatig zijn geesteskind zelf nam is er 102 meegeworden.

Er is een condoleance-register:

http://www.alberthofmann.org/

Thanks for the trips dr Hoffman...


Meer info over de toenemende invloed van christelijk neo-conservatieve politiek

Friesland bakent de grenzen af

De provincie vindt dat het tijd wordt om de fryske identiteit te benadrukken. Ideetje????

Ooit was Friesland beroemd om haar koeien.

Tegenwoordig is Friesland berucht: hoe ze daar met koeien en ander vee omgaan.....

http://allaboutppd.blogspot.com/

De meeste patiënten zullen gedurende de rest van hun leven erg veel last houden van hun stoornis. Een voortschrijdende leeftijd (vanaf circa 50 jaar) zorgt ook nog eens voor nog minder geestelijke flexibiliteit, waardoor de symptomen verder kunnen verergeren. De prognose is dus gewoonlijk slecht. Klik voor de aardigheid eens op de blauwe link. Volgens de auteur een grapje. Maar hij trekt wel mooi de vleugels en pootjes van vliegen uit hun lichaam...Mooi verhaal verder op dat allaboutppd. Je zult er maar last van hebben!

Nachtmerrie, deze opdracht in dit masterpiece

Nachtmerrie, deze opdracht in dit masterpiece
Wat ben ik hier blij mee...En in zijn droom verliep alles feilloos en perfect zoals hij vooraf gepland had. Hij doodde meedogenloos en gevoelloos zijn verachtelijke vriend, die ook zijn vijand was.

Rober Plant & Alison Krauss

In de voetsporen van The All American Music van Gram Parsons het album Raising Sand van Led Zeppelins Robert Plant en bluegrass coryfee Alison Krauss. Folk is still in progress....Uitschieters: "Through the morning through the Night," van Gene Clark em "Polly," eveneens een nummer van Clark.

http://www.youtube.com/watch?v=g5KF4dKq-6I

Gene Clark info and downloads:

http://www.geneclark.com/

Mother should I trust the government?

Ik niet. En jij toch evenmin? Maar bij twijfel vind je't antwoord op http://www.witheet.com/ de site die een oogje in het zeil houdt! Laat je geen oor aannaaien door ambtenaren, dienders, politici, kwakzalvers, deskundologen, dominees, priesters, imams en ander gespuis!!!!
En heb je het niet op Bush, McDonalds, en twijfel je aan het nut van PRIVATISERING?
http://www.gregpalast.com/

By the way: wil de vaste lezer van dit log voorzichtig wezen gaat als het gaat om laster en suggesties te plaatsen die hem, als huisvriend, ter ore zijn gekomen door de slangentong van mevrouw R.H.. mijnheer R.R. en "'kunstenaar"Lerak L? Als de volledige namen van z'n bronnen, alsmede wat pijnlijke bijzonderheden die daarmee samenhangen, door mij worden onthuld, kan het wezen dat binnen de family R . de pleuris uitbreekt. Lijkt me niet leuk voor Lerak L. en R.R. Maar wie de bal kaatst.....kan een tornado in een glas water verwachten...This is not a hoax...

Scott Lynch (foto: F.W)

Scott Lynch (foto: F.W)
The king of modern Fanatsy did it again. Rode Zee onder een Rode Hemel, net uit bij de Boekerij. Zie voor het interview met Scott in het archief van dit log!!!

Lahringen a Turner Impression

Lahringen a Turner Impression
Dutch Masterpiece, watch the clouds...

Paragnosten

5 tot 15 % van het aantal verdwijningen, meestal als gevolg van misdrijven, zou volgens een artikel in de Leeuwarder Courant op paragnostische wijze alsnog worden opgelost. Bron: 15 jaar onderzoek door een paragnost. Die heeft er vast een onafhankelijk onderzoek van gemaakt... Al in de jaren twintig van de vorige eeuw deed Julian Huxley, broer van Aldous onderzoek naar Britse paragnosten. Hij wist ze allemaal te ontmaskeren. Publiceerde zijn resultaten, en het gevolg was dat er geen klant minder gebruik maakte van hun diensten, integendeel. Veel mensen zijn goedgelovig, journalisten helaas niet uitgezonderd. Zelf heb ik o.m. commissaris Jan Blaauw, profilers Robert Ressler, John Douglas, Paul Britton, de Amerikaanse True Crime schrijfster en biografe van Ted Bundy, Anne Rule gevraagd of er ooit in de historie een misdrijf via bovennatuurlijke weg is opgelost. Het antwoord, unaniem: nog nooit. Robert Ressler merkte fijntjes op dat de waarheid vaak te gruwelijk is om te geloven. en logica voor veel mensen te onaangenaam. "De realiteit zien is angstaanjagend, sprookjes niet," aldus Ressler, die als credo heeft: "Wie in de afgrond lijkt, moet zich realiseren dat de afgrond terug kijkt." Het citaat is van Nietzsche.

http://www.robertkressler.com/

H.P. Lovecraft

H.P. Lovecraft (1890-1937) wordt, hoewel nagenoeg onbekend tijdens zijn leven, thans beschouwd als een van de grootste fantastische vertellers uit de Amerikaanse literatuur. Sommige literatuurcritici achten hem zelfs hoger dan de grote E.A. Poe. In dit eerste deel van het verzameld proza van Lovecraft zijn in chronologische volgorde zijn eerste 29 verhalen opgenomen. In deze verhalen zien we dat de schrijver zoekt naar een eigen stijl, maar nog sterk beïnvloed wordt door Poe en de Engelse Lord Dunsany, voor wie hij grote bewondering had. Lovecraft, een excentrieke, wereldvreemde reactionair, droomde veel en hield in een notitieboekje een overzicht bij van al deze dromen, die zijn voornaamste inspiratiebron waren. Omdat die dromen zeer verschillend van aard waren, zijn de eruit voortgekomen verhalen dat eveneens, wat de lectuur ervan zeer afwisselend en boeiend maakt. Voor Lovecraft was het complot van een verhaal niet het belangrijkste, maar wel de opgeroepen sfeer. Daarin slaagde hij wonderwel, ook in deze vroege teksten, waarover Michel Houellebecq in zijn prachtige essay over Lovecraft schreef: `Daar zien we zijn artistieke middelen een voor een ontstaan, als muziekinstrumenten die zich om beurten aan een vluchtige solo wagen alvorens zich gezamenlijk over te geven aan de razernij van een krankzinnige opera.’ De bundel bevat de vroege verhalen van Lovecraft. Laten we hopen dat de rest ook snel wordt uitgegeven. Gelukkig dat er nog een uitgever als Voltaire bestaat!

http://www.uitgeverij-voltaire.nl/

Fragment uit De Droom (uitgave: Flevodruk)

En volgende week begint het proces. De therapeut staat dan eindelijk terecht voor het plegen van meervoudige moord op kwetsbare vrouwen. Die hij geestelijk zo manipuleerde en misbruikte dat ze allemaal uit pure wanhoop en op zijn aandringen zelfmoord hadden gepleegd.”

De auteur biedt coaching en solliciteerde bij opvang mishandelde vrouwen....Boek bestellen?

zie: http://www.boudicca.de/magdrugs-nl.htm

Ik kan de codes niet geven en per ongeluk een boek gejat....

Even wat rechtzetten:

* Heb contact gehad met de Meesters. Zij hebben nooit ook maar enige invloed gehad op de inhoud van hun website. De site was van Vaccalucci. Zij hebben jou verzoeken verschillende keren naar hun uitgever gestuurd, maar die heeft er niets mee gedaan. Toen Vaccalucci ophield te bestaan was ook die website dood. (Zou je een negatieve recensie willen weghalen? De Meesters zijn nl. vrienden van mij....)
* De code van jou website kan ik je niet geven omdat ik zelfs de codes van mijn eigen websites niet meer heb. (Vreemd, die wordt steeds aangepast) Na een crash zijn ze verdwenen en de zoon van Rimmert IQUE wees gewaaschuwd!!! moet ze opnieuw aanmaken, of zoiets. (zo gaat dat, en vice versa....)
* Kellerman: dat moet een vervelend misverstand zijn geweest. Mijn herinnering is dat Ymco het pakketje bracht, jij het openmaakte, iets zei in de trant van: die lees ik allang niet meer, en ik vroeg of ik het dan mocht hebben. Jouw herinnering is anders. Dat spijt me verschrikkelijk. (boek achterover gedrukt en betrapt...)

Niet elke diender kan zo doorzichtig liegen...


Some quotes from the boys

"You know, there's a right and wrong way to do everything."

Woman: "About how much money do you boys average a street ?"
Ollie: "I would say about fifty cents a street."Woman: "There's a dollar. Move down a couple of streets."

Stan: "Well, I don't know anything about cutting wood."
Ollie: "Well, you ought to. You once told me your father was in the lumber business."
Stan: "Well, I know he was but it was only in a small way."
Ollie: "What do you mean small way ?"Stan: "Well, he ... he used to sell toothpicks."

Ollie: "Shut up and get this mess cleaned up. Do you know that my wife will be home at noon ?"
Stan: "Say, what do you think I am, Cinderella ? If I had any sense I'd walk out on you."
Ollie: "Well it's a good thing you haven't any sense."
Stan: "It certainly is."

"We're not looking for him, we're just trying to find him."


Gouden Strop

Roel Janssen Gouden Strop voor "De Tiende Vrouw" Wat een treurnis. Zelden zo'n saai boekje gelezen als dit boek van de man die de-eveneens dodelijk brave- Nederlandse John Grisham wordt genoemd. Het zal de nieuwe Balkenende braafheid wel wezen, dat er is gekozen voor een een amusing verhaaltje -negeer de suggestie maar dat het om de zaak Bruinsma gaat- waarin alle cliche's die de clichematigheid van de thriller bevestigen, uit de kast zijn gehaald. En geen spoortje humor, wat't boek onbedoeld humoristisch maakt.. Blij dat ik dit jaar geen jurylid was. En nou zal ik het nooit weer worden ook. Maar die prijs had Peter de Zwaan natuurlijk moeten hebben. Maar helaas: Peter schrijft niet voor de NRC en hij schrijft -lees de passage over twee lullen, vastgelijmd op een plankje, in De Voeder er maar op na- erg onbraaf. Peter, zorg dat je'm volgend jaar ook niet wint. Die Gouden Strop is inmiddels een belediging.

Klein en Groot

Klein en Groot
Bauer en De Poel (uitgave: Aspekt)

Stil water en een column van Marelle

Door Feije Wieringa (Penthouse / Highlife) Haar debuut Nephila’s Netwerk heb ik niet gelezen dus Stil Water was mijn kennismaking met werk van Marelle Boersma. Laat ik met de deur in huis vallen: het viel niet mee. Het verhaal is weinig origineel. Na een duik in de Oosterschelde lopen duikers, badgasten en bruinvissen een merkwaardige vorm van huiduitslag op. En dat niet alleen: veel bruinvissen spoelen dood aan en de huiduitslag blijkt onderdeel van een syndroom waardoor ook de hersenen worden aangetast. De schrijfster komt wat langzaam over de brug met wat de lezer al lang vermoedt: het water in de Oosterschelde is giftig. Je denkt dat in zo’n geval van hogerhand het sein onveilig gegeven wordt, of nog eerder, groot alarm geslagen. Maar net als in de film Jaws zijn de mensen die over zulke dingen gaan nou net degenen die weigeren om direct verbanden te leggen tussen de symptomen en de toestand van het water. Een thrillertruc die jaren geleden nog net kon, maar die anno 2006 bij mij allerminst het gevoel oproept dat de schrijfster zichzelf voor een uitdaging heeft geplaatst. De hoofdpersonen boeien niet. Ze zijn vooral clichématig. Uit alles blijkt dat Marelle Boersma zeker geen psychologie heeft gestudeerd. De topmanager van het Zeeuwse waterbeheer is, mag je hopen, niet naar ’t leven getekend, maar een karikatuur van een slechterik. Corrupt, weet niet het verschil tussen een knotwilg en een populier, kan niet van zijn vrouwelijke ondergeschikten afblijven en is niet eens in staat om het chantagegeld af te leveren op de goede plek. Gelukkig gaat het er gemoedelijk aan toe en mag hij nog een keer proberen. Als Marelle een persiflage had geschreven was ’t al op de rand geweest, maar het is haar ernst en dat geeft het boek vooral een knullig karakter. Misschien ben ik na vijftien jaar Penthouse een beetje gedegenereerd als het om erotiek gaat, maar de erotisch bedoelde beelden wekken bij mij eerder lachlust op dan fysieke driften. De lesbische relatie die ze in het verhaal heeft verwerkt is volstrekt irrelevant. ’t Had net zo goed hetero kunnen zijn. Blijkbaar is seks in Zeeland saai. Laten we voor de Zeeuwen hopen dat het hier om slechte research gaat: je kunt tenslotte niet overal verstand van hebben. Van toxicologie heeft Marelle meer verstand. Maar dat blijkt pas tegen het einde van het boek wanneer een niet alledaagse algensoort de oorzaak van de ellende blijkt te zijn. Daarmee geef ik de plot niet weg, want er is nog een kleine twist ingebouwd waardoor je toch even op ’t verkeerde been wordt gezet. Zo’n onverwachte wending–nou ja, onverwacht?- gebruikt Baantjer ook, maar die is al 83 en geen wetenschapper, doch eenvoudig politieman. De duikscènes hadden nog wat spanning kunnen genereren. Helaas kabbelen die net zo lauw voort als de rest van het verhaal. Geen claustrofobie, geen ademnood, geen paniek. Toeval of niet: de avond voor Stil Water las ik Duivelswerk een nieuwe thriller van Mo Hayder. Ook een boek over vergiftigd water en kadavers. Subliem geschreven, psychologisch geloofwaardig uitgewerkt en niet gemaakt om de lezer te behagen, maar om hem met angst, met een thrill te overdonderen. Misschien komt dit over als het vergelijken van appels met peren. Vind ik niet: op beide boeken staat duidelijk THRILLER. De passage aan het eind van ‘t boek: “Rona trok Line tegen zich aan waardoor Lines hoofd tegen haar borsten terechtkwam. Ze liet een hand over Lines lichaam glijden. Wat hadden vrouwen toch een heerlijk rond lichaam dacht ze....” Dat is niet thrilling, dat is romantiek. Een heel ander genre. Het positieve van Stil Water is dat je rustig kunt slapen als je ’t uit hebt. Maar wie een slapeloze nacht verwacht kan beter dat boek van Mo Hayder lezen. Stil Water is goed bedoeld. Maar het tijdperk van het brave spannende boek is voorbij. Dat zouden ze in Zeeland ook moeten weten. Zeker als je een universiteit van binnen hebt gezien. (over)Schrijver en EX-agent Fred de Vries lachte zich dood om deze recensie. Het heeft hem geroerd, achteraf, want de kleefkikker benaderde de talentvolle schrijfster ongeveer zo -die Wieringa meent natuurlijk niet wat hij opschrijft, ik ben een vriend van'm en zodoende weet ik dat- en wil jij nou een column schrijven op mijn site over zielsziekten? -Daar verzamelt hij schrijvers. Het geeft niet wat ze schrijven. En zo werd naieve Marelle gestrikt om Fred's collectie uit te breiden. Marelle heeft niet alleen verstand van sex in Zeeland. Ze is onder supervisie van een gewezen smeris, die god weet waarom, opeens handelaar in een knipselmap met open deuren is geworden, opeens ingevoerd in de wondere wereld van autisme. Een beetje thrillerschrijfster weet toch dat crime zich niet alleen in boeken afspeelt? En dat niet iedereen in uniform zuiver is op de graat! Integendeel zou'k zeggen...Nou Marelle, misschien inspireert het je ooit en komt dat meesterwerk er toch nog!

Housewife in action

Housewife in action
Words and Music

Housewifes Lament

Sommige dingen veranderen nooit.... http://www.ibiblio.org/jimmy/folkden/php/search/ I learned “Housewife’s Lament” at the Old Town School of Folk Music in Chicago around 1958. It’s kind of a bitter portrayal of the lot of women in the not-so-distant past. There is a verse at the end where the poor housewife dies and gets covered with dirt, which is supposed to be funny, but I thought there was enough hardship in this song without adding insult to injury, so I left it out. Lyrics: [G] One day I was walking,I heard [Am] a complaining,I saw a [D] poor womanThe [C] picture of [G] gloom.She gazed in the mudOn her [Am] doorstep (’twas raining),And [D] this was her songAs she [C] wielded her [G] broom: Chorus: [G] O life is a trial,[D] And love is a trouble,[G] Beauty will fade[D] And riches will flee,[G] Wages will dwindleAnd [Am] taxes will doubleAnd [D] nothing is as IWould [C] wish it to [G] be.” In March it is mud,It’s slush in December,The midsummer breezesAre loaded with dust.In fall the leaves litter,In muddy NovemberThe wallpaper rotsAnd the candlesticks rust. Chorus: It’s sweeping at sixAnd i’s dusting at seven, ( I know I sang 11 but it should be 7 It’s victuals at eightAnd it’s dishes at nine.It’s potting and panningFrom ten to eleven.We scarce break our fastTill we plan how to dine. Chorus: Last night in my dreamsI was stationed forever,On a far distant rockIn the midst of the sea.My one task of lifeWas a ceaseless endeavor,To brush off the wavesAs they swept over me.

A psychedelic journey by Samuel Taylor Coleridge

In Xanadu did Kubla KhanA stately pleasure-dome decree :Where Alph, the sacred river, ranThrough caverns measureless to man
Down to a sunless sea.
So twice five miles of fertile groundWith walls and towers were girdled round :And there were gardens bright with sinuous rills,Where blossomed many an incense-bearing tree ;And here were forests ancient as the hills,Enfolding sunny spots of greenery.
But oh ! that deep romantic chasm which slantedDown the green hill athwart a cedarn cover !A savage place ! as holy and enchantedAs e'er beneath a waning moon was hauntedBy woman wailing for her demon-lover !And from this chasm, with ceaseless turmoil seething,As if this earth in fast thick pants were breathing,A mighty fountain momently was forced :Amid whose swift half-intermitted burstHuge fragments vaulted like rebounding hail,Or chaffy grain beneath the thresher's flail :And 'mid these dancing rocks at once and everIt flung up momently the sacred river.Five miles meandering with a mazy motionThrough wood and dale the sacred river ran,Then reached the caverns measureless to man,And sank in tumult to a lifeless ocean :And 'mid this tumult Kubla heard from farAncestral voices prophesying war !
The shadow of the dome of pleasureFloated midway on the waves ;Where was heard the mingled measureFrom the fountain and the caves.
It was a miracle of rare device,A sunny pleasure-dome with caves of ice !
A damsel with a dulcimerIn a vision once I saw :It was an Abyssinian maid,And on her dulcimer she played,Singing of Mount Abora.Could I revive within meHer symphony and song,To such a deep delight 'twould win me,
That with music loud and long,I would build that dome in air,That sunny dome ! those caves of ice !And all who heard should see them there,And all should cry, Beware ! Beware !His flashing eyes, his floating hair !Weave a circle round him thrice,And close your eyes with holy dread,For he on honey-dew hath fed,And drunk the milk of Paradise.
Autumn of 1797 or (more likely) spring of 1798, published 1816, 1828, 1829, 1834
(proofed against E. H. Coleridge's 1927 edition of STC's poems and a ca. 1898 edition of STC's Poetical Works, ``reprinted from the early editions'')
To rest of poems

Hortensia's en rituelen

http://www.boudicca.de/magdrugs-nl.htm http://www.boudicca.de/lsr-nl.htm 22. Ook zal hij een jong kind op het altaar doden, en het bloed zal het altaar bedekken met parfum, zoals van 23. Dan zal de Meester verschijnen zoals Hij zou verschijnen --- in Zijn glorie.24. Hij zal zichzelf uitstrekken op het altaar, en het ontwaken in het leven, en in de dood Dit is allemaal te vinden op bovenstaande sites. Laat u uw kind behandelen door lieden met deze hobby's?

Hoe de pers (soms) werkt

Een Imam moest naar een persconferentie in New York. De man maakte de oversteek per boot omdat hij niet durfde vliegen. Toen hij, eenmaal aangekomen, de loopplank afliep, kwam er een journalist naar hem toe, die hem, een microfoon onder de neus duwend vroeg: Monseigneur, wat vindt u van de hoeren in New York? Verbouwereerd reageerde de man: zijn er hoeren in New York? De volgende dag stond in de krant: Het eerste wat de Imam vroeg was 'Zijn er hoeren in New York?" Met dank aan PeeWee. Humoristisch raadsman.

Stalker

A moment of Glory Soms is een blik mooier dan wat dan ook. Kwam vanmiddag een stalker tegen. Hij wist dat ik het wist (dattie stalker was...) Ik keek'm in z'n smoel. Z'n blik draaide weg. Zoiets genereert een beter gevoel dan een veroordeling!!!!

In Groucho We Trust

In Groucho We Trust
Keep in mind!!!

Fake

Fake
Dit is een bootleg, waar McGuinn geen barst mee van doen had. Ik had'm cadeau gekregen van een ex-vriend, maar die deed me er geen plezier mee en bovendien bleek hij het goede heertje uit te hangen met de smaakvolle muziek van zijn echtgenote. Eigenlijk heb je zoiets niet in huis: maar het echtpaar is erop gesteld. Ik niet...Niet op't fakeplaatje en niet op't echtpaar....

Glenn Gould

Glenn Gould

Dit past op 1 GB mp-3

Bach: Das wohltemperierte klavier: Glenn Gould Murder Ballads: Nick Cave and the Bad Seeds Peace On You: Roger McGuinn Other Peaple's Lives: Ray Davies Compilatie: David Byrne and Talking Heads Beethoven: Grosse Fuge and two other Sring Quartets Bach: The Art of Fugue: The Candian Brass The Gilded Palace of Sin: The Flying Burrito Brothers Jazz from Hell: Frank Zappa Sex and Religion: Steve Vay Mass in C: W.A. Mozart Bach: Grand Motets: Herreweghe

Dexter solved a Loyd problem, while Ramon is sleeping and dreaming

Dexter solved a Loyd problem, while Ramon is sleeping and dreaming

Tim Krabbé

Recensie op crimezone Toevallig worden ze beiden op dezelfde dag bezorgd: Een goede dag voor de ezel, van Tim Krabbé, en de biografie van Simon Vestdijk, geschreven door Wim Hazeu. Verschil: zo’n 700 pagina’s. Vestdijk heeft meer dan vijftig boeken op zijn naam, Krabbé vooralsnog een stuk of tien, maar wat niet is kan komen. Tenslotte debuteerde Vestdijk pas toen hij dik in de dertig was en hield hij het schrijven vol tot het eind van zijn leven. Vestdijk was een stevige roker, dronk behoorlijk en schreef zich van depressie naar depressie. Krabbé is in alle opzichten Vestdijk’s tegenpool. Vestdijk kon vermoedelijk niet eens fietsen. Krabbé heeft jarenlang gefietst in de hogere regionen en haalde daar De Renner uit, één van de weinige boeken over sport waarvan de auteur de research helemaal zelf heeft doorvoeld. Vestdijk bedacht zijn materiaal. Krabbé beleefde het. Vestdijk leefde voornamelijk binnen de grenzen van zijn eigen universum, de huiskamer. Krabbé niet. Wielrennen, schaken, schrijven, Krabbé combineert het allemaal. Vestdijk kon zich binnen dat immense oeuvre nog wel eens een uitglijder veroorloven. Van die vijftig boeken heeft ongeveer de helft de tand van de tijd doorstaan. Krabbé heeft het nooit gezocht in kwantiteit. Geen grote romans, geen literaire experimenten. Maar wat hij heeft geschreven staat nog steeds als een huis. Het gouden ei is inmiddels uitgegroeid tot een klassieker. Twee keer verfilmd, maar in beide gevallen blijft het boek beter dan de film. Krabbé is niet in een hokje te stoppen. Schijnbaar eenvoudig, en met geen woord te veel wekt hij zijn personage’s tot leven. Om ze vervolgens in situaties te brengen die doen denken aan omstandigheden die ontsproten zijn aan de bizarre geest van Edgar Allan Poe. Alleen heeft Krabbé de lak van de gothische romantiek niet nodig om de horror uit het dagelijks leven te schilderen. Een goede dag voor de ezel, is een logische parel in de ketting van de Krabbé s juweeltjes. Alleen al de eerste zin: “Gelukkig zijn was het makkelijkste wat er was.” Kan zo bijgezet worden in de serie “beste eerste zinnen.” Net als: “De portier is een invalide,” uit Nooit meer slapen, van W.F. Hermans, een opening om in te lijsten. Wat er ook gebeurt, het kan alleen maar slechter worden. Er ontvouwt zich een subtiel drama, de formule waarop Krabbé het patent lijkt te hebben. Een toevallige samenloop van omstandigheden en een toevallig gehoorde, beledigende opmerking in een streekbus, vormen de aanzet tot een keten van gebeurtenissen die tijdens het lezen achteloos voorbij lijkt te komen, maar aan het slot samenvallen tot een macabere ontknoping. Toeval speelt een grote rol in dit boek. Vaak een truc om een plot sluitend te maken, maar in Een goede dag voor de ezel, een logisch gegeven. Toeval speelt ook een grote rol in het leven, al denkt menigeen dat het lot niet door toeval, maar door wilskracht wordt bepaald. Op het verkeerde moment, op de verkeerde plek zijn, is vaker een noodlottige gebeurtenis, dan een uitgekiende moord. Krabbé maakt weer eens duidelijk dat goed en kwaad balletje vormen dat alle kanten op rollen. Dat het vaak de verkeerde is valt de schrijver niet aan te rekenen. Een boek dat pas op z’n plek valt wanneer je er een paar dagen over hebt nagedacht. Bedrieglijk eenvoudig. Krabbé weet uit een minimum aan woorden een maximaal effect te halen. Weinig schrijvers die hem dat nadoen. Glashelder…

A Cosmic Joke

Voor de meeste mensen is Einstein gewoon een naam, een foto met een man, type nerd, weelderige grijze haardos, die op een merkwaardige foto, spottend zijn tong uitsteekt. En de formule: E=MC kwadraat. Daarmee houdt het zo’n beetje op. Einstein was in tegenstelling tot uitvinders als Edison, Wright broertjes en Ford niet een man die zich kon beroepen op een uitvinding die in de praktijk van het dagelijks leven een rol speelt. Hij ontdekte iets wat er altijd al was, maar niet herkend werd. Vlak na de donkere middeleeuwen gooide Copernicus de knuppel in het (theologische) hoenderhok door te stellen dat het niet de zon was die om de aarde draaide, maar andersom. Zo werd de centrale plaats van een door God geschapen aarde als middelpunt van het heelal weggevaagd. Het constateren van dit feit kwam hard aan, vooral bij de gelovigen die ervan uitgingen dat de schepping, zoals die in het boek Genesis staat (voor de oplettende lezer is dat een vreemd boek: het bevat twee scheppingsversies) slechts zeven dagen werk was, in plaats van miljarden jaren evolutie. Een paar honderd jaar later bevestigde de Britse natuurkundige Newton (volgens de mythe omdat er een appel uit een boom op zijn hoofd viel) die stelling door vast te stellen dat het heelal bestond uit lichamen die allemaal een vaste baan beschreven, met de zwaartekracht als bindende factor. Daarna kwam Einstein, die aantoonde dat de logica van Newton weliswaar heel goed bruikbaar was in de ‘gewone’ wereld maar dat Newton’s wetten niet bruikbaar waren in de kosmos, en op het niveau van de kleinste deeltjes. Voor het dagelijks leven was er niks aan de hand, een pond koffie bleef een pond koffie. Einstein toonde de correlatie aan tussen massa en gravitatie. Daarom weten we nu dat er meer koffie in een pond gaat als je het op de maan weegt. Bovendien vroeg hij zich af wat er zou gebeuren als je met de snelheid van het licht in een scheerspiegel zou kijken. Dat soort gedachten kon hij niet in de praktijk toetsen, dus bleef er niks anders over dan een wiskundig model te maken van ruimte, tijd en (zwaarte(kracht). Het kwam erop neer dat de lichtsnelheid constant was met ongeveer 300.000 km per seconde. En dat tijd, gemeten door een klok, langzamer ging naarmate een lichaam zich sneller beweegt. En dat beweging niet is vast te stellen, omdat er altijd een punt moet zijn ten opzichte waarvan je je beweging vaststelt. Zo gaat dat: de aarde draait om de zon, de zon draait weer mee in een sterrenstelsel en dat beweegt weer rond een ander stelsel enz. Kortom: Einstein zette de natuurkundige wereld op zijn kop door te stellen dat alles relatief is en het heelal geen ijkpunt kent. Het is maar vanaf welk punt je de zaak bekijkt. Hij toonde aan dat de lichtsnelheid absoluut is. Om die te kunnen overschrijden is een oneindige hoeveelheid massa / energie nodig. Reizen sneller dan het licht zou daarom het einde betekenen van het heelal zoals we dat nu kennen. Jean Claude Caririére heeft over deze materie een toegankelijk, langs wetenschap en filosofie scherend, boek gemaakt. (Bezige Bij) Hij laat een denkbeeldige Einstein aan het woord, die door een jonge studente aan de tand wordt gevoeld. Door haar ogen krijg je een kijkje in Einstein’s Brain. Het boek stopt op het punt van de kwantumfysica. Logisch, want Einstein heeft zich daar niet in kunnen vinden om de reden dat de kwantumtheorie uitgaat van een onzekerheidsprincipe en de observator van een kwantumonderzoek altijd zo’n onderzoek stuurt, omdat hij een onderdeel in de meting is. “God dobbelt niet” beweerde Einstein stellig. Daarover is het laatste woord niet gesproken, maar intussen is de theorie van de oude Albert wél stevig overeind gebleven. Maar absoluut, nee....Ooit vroeg een journaliste aan Einstein: “Mijnheer, zou u de theorie in een paar zinnen kunnen uitleggen?” “Dat kan ik wel,” antwoordde Einstein, “maar de vraag is of u het in een paar zinnen begrijpt.” In Einstein, vertel eens,” is dat uitleggen de schrijver aardig gelukt.

Albert Joking

Albert Joking

De Oerknal

De Oerknal Uitgave: De Arbeiderspers Simon Singh 2005 was het Mozart jaar en dat zullen we weten. Alle publieke omroepen proberen elkaar te overtreffen in de Mozart manie. Van kleuteropera tot taartjes, van classic FM tot de concertzender. Het is allemaal Mozart. Misschien is het vloeken in de kerk, maar ik ben van mening dat Mozart weliswaar een paar briljante pianoconcerten in elkaar heeft gezet, maar het probleem is dat dat materiaal nauwelijks verkrijgbaar is. En helaas is elke noot vastgelegd, zelfs opera’s die’t wonderkind op zijn tiende bedacht. Knap voor een knaapje, maar niet te genieten als je geen musiciloog bent. Tip: koop nooit een goedkope cd met werk van Mozart. Alfred Brendel weet zijn pianowerk de diepte te geven die het verdient. De rest is meestal rommel. En nu ik toch associeer: Mozart liefde was de opera. Hij was dus een soort Lloyd Webber voor de Oostenrijkse society. Mozart wordt het grootste genie allertijden genoemd. Te veel eer. Ik durf te beweren dat oude Bach een veel groter componist was dan die bepruikte muziekfabriek. 2005 was ook Einstein jaar. Het hele jaar niets van gemerkt. Einstein doet het slecht op koekblikken en Weens gebak. Einstein speelde overigens graag viool, Deed dat slecht, maar pretendeerde er ook niks mee . Zowel Einstein en Bach gingen uit van theoretische modellen. Daarom kun je Bach’s fuga’s in een sampler stoppen en het blijft Bach. De noten, daar gaat het om. Slechtere componisten hechten aan interpretatie van noten. Bach moet je niet interpreteren en al helemaal opvullen met romantische klanken. “De belangrijkste ontdekking ooit,” schrijft Simon Singh ergens in zijn boek. De meningen daarover zijn verdeeld. De evolutietheorie van Darwin is waarschijnlijk meer omstreden. Vooral op basis van religieuze argumenten. In bijbel en koran staat nadrukkelijk geschreven dat dieren en mensen van volstrekt verschillende aard zijn en dat de mens het recht heeft het dier te onderwerpen. Pijnlijk voor de gelovigen om dan te horen dat zijn voorouders niet Adam en Eva zijn, maar waarschijnlijk een aap met een genetische afwijking. Met die onderwerping zit het wel goed, maar daarvoor hoef je geen christen te zijn. De ontdekking van Edwin Hubble dat we leven in een heelal dat uitdijt wekte in 1923 veel belangstelling in de wetenschappelijke wereld. Einstein’s relativiteitstheorie was een gedachtesprong die veel filosofische vragen opriep, maar moeilijk is te weerleggen. Uit Hubble’s constatering dat bijna alle sterrenstelsels zich met steeds grotere snelheid van elkaar af bewegen kan zelfs een leek afleiden dat die stelsels daarvoor dichter bij elkaar waren. Zo’n vijftien milard jaar geleden moeten ze zo dicht op elkaar zijn geweest dat het hele heelal een soort oneindige dichtheid had. Misschien een miljardste van een speldenknop, maar zelfs dat is onwaarschijnlijk. Einstein’s theorie was niet in tegenstelling met het idee dat tijd en ruimte een beginstadium hebben, maar Einstein had geen oplossing voor welke wetten er bestonden op het moment dat dit heelal ontstond. Singh weet het evenmin, maar heeft een lekker toegankelijk boek geschreven over de aanloop naar de feiten zoals we nu kennen. Het begint eigenlijk in de tijd van de “verlichting” een tijd die niet geheel toevallig zo wordt genoemd. Het theologische model werd na de middeleeuwen langzaam vervangen door wetenschap. Logica versus geloof, een combinatie die onverenigbaar is. Hoe meer je weet, hoe minder je gelooft. Hoe meer je weet hoe groter de twijfel want in de wetenschap is het, in tegenstelling tot de religie, bijna altijd zo dat een theorie door een andere –betere- theorie te vervangen. Niets is zeker en zelfs dat niet. Een aardige paradox. Paradoxaal is ook dat de zoektocht naar het oneindige grote automatisch leidt tot een zoektocht naar het oneindige kleine. De wereld heeft het lang gedaan met Newton’s wetten over banen en zwaartekracht. Hij had het bijna goed, maar helaas voor Newton werd zijn theorie door Einstein aan flarden geschoten. Op zijn beurt is Einstein’s theorie eveneens onvolledig. Als het gaat om de allerkleinste deeltjes kloppen Einstein’s beweringen evenmin als die van Newton. Nog tijdens Einstein’s leven kwamen Planck en Bohr met de kwantumtheorie. Die theorie vond Einstein zo krankzinnig dat hij het afdeed met de stelling dat God niet dobbelt. De kwantumtheorie is zo absurd omdat onzekerheid, iets wat gelovigen en wetenschappers moeilijk aanvaarden, een rol speelt. En omdat er niets objectief kan worden waargenomen. Want elke waarneming is deel van wat wordt waargenomen en beinvloedt het resultaat. Als iemand naar een deeltje kijkt kan hij de snelheid zien of de plek. Maar beide tegelijk is onmogelijk. Kortom: “It’s all in the eye of the beholder.” Moeilijk terrein waaraan je niks hebt in het dagelijks leven. De kwantummechanica sluit niet uit dat alles een illusie is. Leuk om over te filosoferen. Maar in zekere zin ook angstaanjagend. Voorlopig kunnen we het doen met Simon Sings’ beschrijving van wat er allemaal nodig was om dogma’s te weerleggen en feiten te verklaren. Het lijkt erop dat we deel zijn van iets onvoorstelbaars. Wat was er voor de Big Bang? Die vraag zou Singh graag hebben beantwoord. Stephen Hawking ook. Wat was er voor er ruimte en tijd was? Kan er iets uit niets ontstaan? Het enige dat zeker is dat de oerknal geluidloos was. Oerflits is een betere formulering. Geluid zich plant verplaatst zich door materie zoals lucht. En lucht bestaat niet buiten de dampkring. De ontploffingen in Star Wars zijn spectaculair, maar voor het effect hebben d schrijvers de feiten ruim benut. Het grote probleem: is er werkelijkheid als niemand kijkt? Who knows? En hoeveel tijd is geen tijd? Een lekkere aflevering van Star Trek gaat er wel in als je dit dikke boek van Singh achter de kiezen hebt. Daarin gebeuren tenminste gewone dingen. En passant: onlangs heeft Stephen Hawking zijn menig over zwarte gaten herzien. Zwarte gaten zijn het effect van grote sterren die ineenstorten door hun eigen zwaartekracht. In een zwart gat bestaat tijd noch ruimte. Hawking heeft ontdekt dat er wel informatie uit zo’n gat sijpelt en dat betekent dat de hele kosmologie op losse schroeven staat. Therotisch zou de kwantummechanica wel eens het ei van Clolumbus kunnen zijn. Dat zou een grotere omwenteling zijn dan elke andere theorie. Maar laat het nou net die theorie zijn, die zich niet aan oorzaak en gevolg houdt. De theoretische fysica leert ons steeds meer over het heelal. Descartes opmerking “Ik denk, dus ik besta,” is geen voldongen feit meer. De Big Bang is nauwelijks te begrijpen. Maar de kwantumfyisica lost meer vragen op dan elke andere theorie. Alleen begrijpt geen sterveling hoe de kwantumfysica werkt. En nog even over Einstein: E=MC Kwadraat. Dat betekent dat de lichtsnelheid nooit kan worden overschreden, omdat C, de snelheid van het licht energie nodig heeft. Maar in het heelal is geen kracht te vinden die zoveel energie levert. Gebeurt dat wel dan bestaat er geen heelal meer. Maar: de kwantummechenica sluit niet uit dat deeltjes met een grotere dan de lichtsnelheid bestaan... Singh heeft er een onderhoudend boek over gemaakt. Toegankelijk en helder. Soms wat oppervlakkig. Maar het is een grote verdienste dat een schrijver deze filosofische vragen helder probeert uit te leggen aan publiek dat wel eens verder wil kijken dat de pulp van Discovery.

Bitter Bierce!!!!!

A person who doubts himself is like a man who would enlist in the ranks of his enemies and bear arms agains himself. He makes his failure certain by himself being the first person to be convinced of it. Ambrose Bierce A total abstainer is one who abstains from everything but abstention, and especially from inactivity in the affairs of others. Ambrose Bierce Ability is commonly found to consist mainly in a high degree of solemnity. Ambrose Bierce Absence blots people out. We really have no absent friends. Ambrose Bierce Abstainer: a weak person who yields to the temptation of denying himself a pleasure. Ambrose Bierce Absurdity, n.: A statement or belief manifestly inconsistent with one's own opinion. Ambrose Bierce Academe, n.: An ancient school where morality and philosophy were taught. Academy, n.: A modern school where football is taught. Ambrose Bierce Acquaintance. A person whom we know well enough to borrow from, but not well enough to lend to. Ambrose Bierce Admiration, n. Our polite recognition of another's resemblance to ourselves. Ambrose Bierce All are lunatics, but he who can analyze his delusions is called a philosopher. Ambrose Bierce Ambidextrous, adj.: Able to pick with equal skill a right-hand pocket or a left. Ambrose Bierce An egotist is a person of low taste-more interested in himself than in me. Ambrose Bierce Anoint, v.: To grease a king or other great functionary already sufficiently slippery. Ambrose Bierce Ardor, n. The quality that distinguishes love without knowledge. Ambrose Bierce Bacchus, n.: A convenient deity invented by the ancients as an excuse for getting drunk. Ambrose Bierce Barometer, n.: An ingenious instrument which indicates what kind of weather we are having. Ambrose Bierce Battle, n., A method of untying with the teeth a political knot that would not yield to the tongue. Ambrose Bierce Beauty, n: the power by which a woman charms a lover and terrifies a husband. Ambrose Bierce Belladonna, n.: In Italian a beautiful lady; in English a deadly poison. A striking example of the essential identity of the two tongues. Ambrose Bierce Bigot: One who is obstinately and zealously attached to an opinion that you do not entertain. Ambrose Bierce Bore, n. A person who talks when you wish him to listen. Ambrose Bierce Brain: an apparatus with which we think we think. Ambrose Bierce Bride: A woman with a fine prospect of happiness behind her. Ambrose Bierce Cabbage: a familiar kitchen-garden vegetable about as large and wise as a man's head. Ambrose Bierce Calamities are of two kinds: misfortunes to ourselves, and good fortune to others. Ambrose Bierce Childhood: the period of human life intermediate between the idiocy of infancy and the folly of youth - two removes from the sin of manhood and three from the remorse of age. Ambrose Bierce Clairvoyant, n.: A person, commonly a woman, who has the power of seeing that which is invisible to her patron - namely, that he is a blockhead. Ambrose Bierce Cogito cogito ergo cogito sum - I think that I think, therefore I think that I am. Ambrose Bierce Confidante. One entrusted by A with the secrets of B confided to herself by C. Ambrose Bierce Conservative, n: A statesman who is enamored of existing evils, as distinguished from the Liberal who wishes to replace them with others. Ambrose Bierce Consult: To seek approval for a course of action already decided upon. Ambrose Bierce Corporation: An ingenious device for obtaining profit without individual responsibility. Ambrose Bierce Coward: One who, in a perilous emergency, thinks with his legs. Ambrose Bierce Cynic, n: a blackguard whose faulty vision sees things as they are, not as they ought to be. Ambrose Bierce Dawn: When men of reason go to bed. Ambrose Bierce Day, n. A period of twenty-four hours, mostly misspent. Ambrose Bierce Death is not the end. There remains the litigation over the estate. Ambrose Bierce Debt, n. An ingenious substitute for the chain and whip of the slavedriver. Ambrose Bierce Deliberation, n.: The act of examining one's bread to determine which side it is buttered on. Ambrose Bierce Destiny: A tyrant's authority for crime and a fool's excuse for failure. Ambrose Bierce Doubt begins only at the last frontiers of what is possible. Ambrose Bierce Doubt is the father of invention. Ambrose Bierce Doubt, indulged and cherished, is in danger of becoming denial; but if honest, and bent on thorough investigation, it may soon lead to full establishment of the truth. Ambrose Bierce Edible, adj.: Good to eat, and wholesome to digest, as a worm to a toad, a toad to a snake, a snake to a pig, a pig to a man, and a man to a worm. Ambrose Bierce Education, n.: That which discloses the wise and disguises from the foolish their lack of understanding. Ambrose Bierce Egotism, n: Doing the New York Times crossword puzzle with a pen. Ambrose Bierce Egotist: a person more interested in himself than in me. Ambrose Bierce Egotist: A person of low taste, more interested in himself than in me. Ambrose Bierce Experience is a revelation in the light of which we renounce our errors of youth for those of age. Ambrose Bierce Faith: Belief without evidence in what is told by one who speaks without knowledge, of things without parallel. Ambrose Bierce Famous, adj.: Conspicuously miserable. Ambrose Bierce Fork: An instrument used chiefly for the purpose of putting dead animals into the mouth. Ambrose Bierce Genealogy, n. An account of one's descent from a man who did not particularly care to trace his own. Ambrose Bierce Happiness: an agreeable sensation arising from contemplating the misery of another. Ambrose Bierce History is an account, mostly false, of events, mostly unimportant, which are brought about by rulers, mostly knaves, and soldiers, mostly fools. Ambrose Bierce I believe we shall come to care about people less and less. The more people one knows the easier it becomes to replace them. It's one of the curses of London. Ambrose Bierce I never said all Democrats were saloonkeepers. What I said was that all saloonkeepers are Democrats. Ambrose Bierce Immortality: A toy which people cry for, And on their knees apply for, Dispute, contend and lie for, And if allowed Would be right proud Eternally to die for. Ambrose Bierce In our civilization, and under our republican form of government, intelligence is so highly honored that it is rewarded by exemption from the cares of office. Ambrose Bierce Inventor: A person who makes an ingenious arrangement of wheels, levers and springs, and believes it civilization. Ambrose Bierce It is evident that skepticism, while it makes no actual change in man, always makes him feel better. Ambrose Bierce Land: A part of the earth's surface, considered as property. The theory that land is property subject to private ownership and control is the foundation of modern society, and is eminently worthy of the superstructure. Ambrose Bierce Lawsuit: A machine which you go into as a pig and come out of as a sausage. Ambrose Bierce Learning, n. The kind of ignorance distinguishing the studious. Ambrose Bierce Liberty: One of Imagination's most precious possessions. Ambrose Bierce Litigation: A machine which you go into as a pig and come out of as a sausage. Ambrose Bierce Logic: The art of thinking and reasoning in strict accordance with the limitations and incapacities of the human misunderstanding. Ambrose Bierce Love: A temporary insanity curable by marriage. Ambrose Bierce Mad, adj. Affected with a high degree of intellectual independence. Ambrose Bierce Mammon, n.: The god of the world's leading religion. Ambrose Bierce Marriage, n: the state or condition of a community consisting of a master, a mistress, and two slaves, making in all, two. Ambrose Bierce Mayonnaise: One of the sauces which serve the French in place of a state religion. Ambrose Bierce Meekness: Uncommon patience in planning a revenge that is worth while. Ambrose Bierce Men become civilized, not in proportion to their willingness to believe, but in proportion to their readiness to doubt. Ambrose Bierce Ocean: A body of water occupying about two-thirds of a world made for man - who has no gills. Ambrose Bierce Optimism: The doctrine that everything is beautiful, including what is ugly, everything good, especially the bad, and everything right that is wrong... It is hereditary, but fortunately not contagious. Ambrose Bierce Painting, n.: The art of protecting flat surfaces from the weather, and exposing them to the critic. Ambrose Bierce Patience, n. A minor form of dispair, disguised as a virtue. Ambrose Bierce Perseverance - a lowly virtue whereby mediocrity achieves an inglorious success. Ambrose Bierce Philosophy: A route of many roads leading from nowhere to nothing. Ambrose Bierce Photograph: a picture painted by the sun without instruction in art. Ambrose Bierce Politeness, n: The most acceptable hypocrisy. Ambrose Bierce Politics: A strife of interests masquerading as a contest of principles. The conduct of public affairs for private advantage. Ambrose Bierce Positive, adj.: Mistaken at the top of one's voice. Ambrose Bierce Pray, v.: To ask that the laws of the universe be annulled in behalf of a single petitioner confessedly unworthy. Ambrose Bierce Pray: To ask the laws of the universe to be annulled on behalf of a single petitioner confessedly unworthy. Ambrose Bierce Prescription: A physician's guess at what will best prolong the situation with least harm to the patient. Ambrose Bierce Quotation, n: The act of repeating erroneously the words of another. Ambrose Bierce Religion. A daughter of Hope and Fear, explaining to Ignorance the nature of the Unknowable. Ambrose Bierce Revolution, n. In politics, an abrupt change in the form of misgovernment. Ambrose Bierce Saint: A dead sinner revised and edited. Ambrose Bierce Speak when you are angry and you will make the best speech you will ever regret. Ambrose Bierce Spring beckons! All things to the call respond; the trees are leaving and cashiers abscond. Ambrose Bierce Success is the one unpardonable sin against our fellows. Ambrose Bierce Suffrage, noun. Expression of opinion by means of a ballot. The right of suffrage (which is held to be both a privilege and a duty) means, as commonly interpreted, the right to vote for the man of another man's choice, and is highly prized. Ambrose Bierce Sweater, n.: garment worn by child when its mother is feeling chilly. Ambrose Bierce Telephone, n. An invention of the devil which abrogates some of the advantages of making a disagreeable person keep his distance. Ambrose Bierce The best thing to do with the best things in life is to give them up. Ambrose Bierce The covers of this book are too far apart. Ambrose Bierce The gambling known as business looks with austere disfavor upon the business known as gambling. Ambrose Bierce The hardest tumble a man can make is to fall over his own bluff. Ambrose Bierce The slightest acquaintance with history shows that powerful republics are the most warlike and unscrupulous of nations. Ambrose Bierce The small part of ignorance that we arrange and classify we give the name of knowledge. Ambrose Bierce There are four kinds of Homicide: felonious, excusable, justifiable, and praiseworthy. Ambrose Bierce To be positive is to be mistaken at the top of one's voice. Ambrose Bierce Vote: the instrument and symbol of a freeman's power to make a fool of himself and a wreck of his country. Ambrose Bierce War is God's way of teaching Americans geography. Ambrose Bierce We know what happens to people who stay in the middle of the road. They get run over. Ambrose Bierce We submit to the majority because we have to. But we are not compelled to call our attitude of subjection a posture of respect. Ambrose Bierce What this country needs what every country needs occasionally is a good hard bloody war to revive the vice of patriotism on which its existence as a nation depends. Ambrose Bierce When you doubt, abstain. Ambrose Bierce Who never doubted, never half believed. Where doubt is, there truth is - it is her shadow. Ambrose Bierce

Back from Rio

As a very longtime lover of Roger McGuinn, having seen him a number of times, including this past year, sitting front row center in a small venue, I absolutely love this album. If you listen to it more than a cursory once, and especially on a good stereo or better yet, through good headphones, you will realize what a spectacular album this is. Give it a chance and it will grow on you (if it doesn't instantly knock you out, like it did me). http://www.mcguiincom

Rickenbackermasterpiece

Rickenbackermasterpiece
www.mcguinn.com

Dexter

Dexter

Anton Wachter bij het grofvuil

Anton Wachter bij het groffe vuil.... Harlingen. Soms lijkt het alsof de geest van Vestdijk er nog rondspookt. Waar vind je nog een stad waar de burgemeester je persoonlijk even belt als hij vindt dat ’t journaille hem niet helemaal geloofd? En die hoogstpersoonlijk een echte vuilverbrandingsoven aan het wad binnenloodst... "De lucht in Lahringen is dan schoner dan die boven Antarctica," verzekerde de geparachuteerde bobo. Waar kon je tot voor kort een heuse schouwburg met alles erop en eraan voor een halve euro kopen? En waar vind je een stad die een literaire prijs –De Anton Wachter Prijs, jawel, uitreikt aan een debuut, waarvan jurylid Martin Ros toch echt beweerde, dat het zonde was van de bomen die voor’t papier van het boek gekapt waren? Het mocht niet verhinderen dat Christiaan Weijts, hem, zoals voorspeld, kreeg voor zijn indrukwekkende roman Artikel 285 B. Weijts mocht een replica van het standbeeld van Anton Wachter meenemen. Het werd hem tijdens een indrukwekkend gala overhandigd. Wat vooral opviel was de afwezigheid van de jury en de toespraken van menig spreker, die, noch Weijts, noch Vestdijk had gelezen. Dat Vestdijk’s nalatenschap, literatuur in het algemeen en Lahringen er geen innige banden op nahouden: soit. Maar om nou op deze manier als gemeente je gram te halen....Of zou Ros even langs zijn geweest? Of, wederom een smerige streek van Vestdijk’s narrige stadse kwelgeest, Mijnheer Visser?? En passant verklaarde Mieke Vestdijk dat Ierse Nachten de mooiste roman was van de Lahringse reus en Op Afbetaling de meest nare. Lang geleden dat Mieke zich liet interviewen. Een primeur dus.

Meneer Scheffer

Meneer Scheffer

Mieke Vestdijk

Mieke Vestdijk

Anton bij het oud papier

Anton bij het oud papier