
Forensisch onderzoek spreekt tot de verbeelding. Discovery Channel en National Geographic overspoelen de markt met vaak quasi-wetenschappelijke documentaires waarin wetenschappers als bijna bovennatuurlijke wezens worden opgevoerd en het menselijk drama door weglating van de al te macabere kanten, zelfs voor kijkers met een wat zwakkere maag kan worden verorberd. Echt bloed drukt de kijkcijfers en adverteerders hechten aan realisme, mits de consument er niet van gaat braken. Een jaar of tien geleden was profiling hot. Na Silence of the Lambs, meer bloederig dan psychologisch trouwens, maar filmtechnisch een absolute topper, was het hoogtepunt in dat genre bereikt en zochten de programmamakers nieuwe onderwerpen. Psychologie is weliswaar interessant, maar de kijker ziet liever actie dan diepte-analyses. Alhoewel: de aloude formule van de wat morsige inspecteur met minstens een alcoholprobleem en liever ook nog wat stroef in de omgang, doet het nog steeds goed. Het realisme is bijzaak, het gaat om de puzzel en om de einzelgänger die tegen de stroom in de zaak altijd tot een goed einde weet te brengen. Baantjer, Morse, Wallander, verschillende namen maar qua personen en verhaallijnen is’t allemaal veel van hetzelfde. Het verschil zit hem vooral in het verschil aan lengte. Baantjer heeft de zaak binnen drie kwartier in kannen en kruiken waar Wallander er een paar uur over doet. Kortom: crime is meestal gezellig en de zekerheid dat de dader altijd wordt gepakt geeft de kijker het gevoel dat het met de prinsemarij wel snor zit. Momenteel is Bones een grote hit. De serie staat dichter bij de werkelijkheid dan de amuserende policier, de verhaallijnen zijn stevig verankerd in de realiteit en Bones geeft een geloofwaardig beeld van de vorderingen die worden gemaakt binnen de forensische wetenschap. Geen morsige inspecteurs, maar wetenschappers, en de recherche die als team die deeltjes aandragen waarmee de misdaad kan worden gereconstrueerd. Bones is gebaseerd op de ervaring en kennis van Kathy Reichs. Ze is forensisch antropologe en werkt voor de gerechtelijke medische dienst in North Carolina, Amerika. Daarnaast is ze directrice forensische antropologie in de provincie Quibeck, Canada. Inmiddels heeft ze meer dan tien boeken op haar naam. De eerste die in Nederland uitkwam was Déja dead en ligt nu als low-price pocket in de schappen onder de titel Bot voor Bot. De laatste is net uit, met hoe kan het anders, als titel Tot Stof Vergaan. Alle boeken van Reichs hebben één ding met elkaar gemeen: de hoofdrol wordt gespeeld door Temperance Brennon. Haar beroep, je raadt het al: forensisch antropologe…
“Temperance Brennan. Mogen we haar omschrijven als uw alter ego?”
“Je mag haar zo wel omschrijven, maar dan zit je er toch een beetje naast. Mijn boeken zijn uiteraard gebaseerd op mijn ervaringen als onderzoekster. Maar Temperance is vooral een romanpersonage dat zich meer vrijheden kan veroorloven dan ik. Ze is avontuurlijker dan ik en daardoor geschikter om als spil voor een verhaal met verzonnen personages en bedachte plot te dienen.Haar kan ik dingen laten doen die ikzelf alleen in teamverband zou kunnen. Met mijn boeken zet ik ervaringen naar mijn eigen hand. Kathy Reichs zou dat zelf nooit mogen doen. Laten we zeggen dat ze een soort goede kennis van me is.”
“Hoe verklaart u het succes van Bones?”
“Ik denk dat razendsnelle ontwikkelen binnen de forensische wetenschap een grote rol spelen. Net als profiling, in feite ook forensisch werk, heeft ons vak zich ontwikkeld van bij- tot hoofdzaak. Zware misdaden en met name moord worden tegenwoordig niet meer met deductie opgelost, maar in een laboratorium. Waar het vroeger ging over alibi’s en signalementen hebben we het nu over microscopische sporen als schilfers, vezels, spatjes bloed en DNA”
“Wat doet een forensisch antropoloog?”
“Dode lichamen, geraamten en botten bestuderen. Het verschil met Temperance is dat Kathy Reichs heel materiaal onderzoekt dat niet aan een misdrijf is gekoppeld. Heel veel botten en skeletten die opduiken, zijn gewoon archeologische vondsten of afkomstig uit geruimde graven. Maar je moet er altijd nauwkeurig naar kijken om vast te stellen of het nou net die ene is die om een andere verklaring vraagt.”
“Is dat puzzelen met, in verschillende staat van ontbinding verkerende resten, een baan waar je plezier in kunt hebben?”
“Ik vind het geweldig werk. Maar natuurlijk is dit de vraag die niet uit kon blijven. Zou je deze vraag ook hebben gesteld als ik chirurg zou zijn geweest? De overeenkomst is dat we beiden in lichamen wroeten. Levende lichamen betekenen bloed. Maar vrijwel ieder mens is van mening dat chirurg een prachtig beroep is en veel mensen hebben baat bij zijn werk. Ik werk met dode lichamen. Niet om ze voor mijn plezier te ontleden, maar om te onderzoeken wie ze zijn en waardoor ze om het leven zijn gekomen. Een groot deel van de lichamen die ik onderzoek zijn van personen die niet zijn geïdentificeerd. Vermisten dus. En waar iemand is vermist, zijn er verwanten en vrienden die in volledige onzekerheid leven. Twijfel is vaak een grotere kwelling dan zekerheid. Ook al is die zekerheid de mededeling dat de vermiste niet meer in leven is. Identificatie is een van de meest troostende aspecten van het vak. Een clou vinden is ook een uitdaging. Hoe is dat slachtoffer dat een paar jaar in een ondiep graf lag om het leven gekomen? Vind ik sporen op een bot die erop wijzen dat er is gestoken? Is de schedel intact, of is er schade door een slagwapen? Kan ik nog zien aan de vorm van het bekken of het om een man of vrouw gaat? Is de leeftijd ook nog te bepalen? In zekere zin vertellen skeletten me een verhaal. En dat verhaal draagt bij tot de oplossing van een raadsel. Het is natuurlijk geen werk dat je fluitend doet. Soms, als een lichaam half is ontbonden of, nog erger, verzeept, is het smerig. De dood stinkt altijd. Maar dat hoort er bij. In zekere zin wen je eraan, maar je vindt het nooit gewoon. Menselijke resten dwingen toch altijd respect af.”
“In de boeken komt er redelijk veel humor aan te pas”
“Die boeken zijn voor mij een manier om mijn werk in mijn leven te integreren. Natuurlijk worden in dit metier harde grappen gemaakt. Zie je ook bij lijkschouwers, brandweermensen en ambulancepersoneel. Het is een manier om met de spanning om te gaan. Buitenstaanders zouden het als shockerend kunnen ervaren, maar iedereen die met dit soort dingen te maken heeft, overschreeuwt zo nu en dan de stress. De dood is weliswaar alledaags, maar de dood is nooit gewoon. In mijn beroep word ik er dagelijks mee geconfronteerd. Ik kan ermee omgaan. Maar mensen vergeten wel eens dat we allemaal met het sterven in aanraking komen. En op het moment dat zoiets gebeurt, blijkt een lichaam voor de omgeving toch minder beangstigend dan verwacht. De dood hoort bij het leven. De maatschappij ziet dat proces liever niet onder ogen. Dat is jammer want zo wordt de dood een klinisch gebeuren, terwijl het bij uitstek om emoties gaat. Echte emoties. In mijn boeken pak ik het wat luchtiger aan, want ik wil niet alleen de lezer, maar ook mezelf amuseren. In elke thriller komt minstens één lijk voor. Ik schrijf thrillers en mijn beroep brengt met zich mee dat ik wat plastischer en gedetailleerder over lijken kan schrijven dan auteurs die vanuit de leunstoel naar documentatie zoeken. Maar je leest een thriller voor je plezier. Of je leest om te huiveren. Ik combineer die twee factoren. Een thriller is geen autopsierapport. Natuurlijk gebruik ik feiten. Maar die verwerk ik tot fictie. Alweer een prettige kant van het vak.”
“Zijn er zaken waar u nooit amuserend over wil schrijven?”
“Ik zal nooit een drama herkenbaar beschrijven. Maar je kunt van alles wat je tegenkomt een verhaal maken. Maar sommige dingen raken je zo dat je er amper over kunt schrijven. Ik heb alles gezien wat er te zien valt. Mensen die een dag achter de kachel lagen en al onherkenbaar waren opgelost. Skeletten met kleding en een schotwond in het hoofd. Door dieren aangevreten botten en vleesresten. En nog veel meer. Maar niks heeft me zo aangegrepen dan de identificaties die ik mee heb helpen doen op Ground Zero. Het gevoel van onmacht, de hoeveelheid geblakerde en soms bijna verglaasde deeltjes waarvan we van sommigen nooit zullen weten wie het waren. Op dat moment was de dood zo aanwezig en tegelijk heel erg abstract.”
“Is de toekomst aan het forensisch lab?”
“Nee, er zal altijd gewoon recherchewerk blijven. Maar we worden wel steeds slimmer, waardoor de pakkans toeneemt. Overigens is mijn beroep helemaal niet nieuw. De eerste forensische beschrijving dateert uit de dertiende eeuw en is geschreven in China. Daar wordt een moord bewezen naar aanleiding van het feit dat er een bepaald soort vliegen op een met bloed besmeurde sikkel zat. We hebben het dus gewoon iets te laat weer opgepakt. Maar loslaten doen we niet meer.”
Kathy Reichs’boeken verschijnen bij De Boekerij
Feije Wieringa