Christiaan Weijts
Opeens, out of the blue, onopvallend tussen een stapeltje thrillers was daar Art.285b –dat staat voor ‘hij die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer...’- van Christiaan Weijts. Nooit van gehoord, dus een debuut. Uitgegeven door de Arbeiderspers en volgens de cover een roman. Beroepsdeformatie deed me eerst naar de thrillers grijpen, maar er bleef iets knagen. Misschien de titel, misschien het wat mysterieuze model op de omslag. Of misschien viel bij ’t doorbladeren op dat er nogal veel opvallend doelmatig geformuleerde zinnen in stonden. Het was niet weg te leggen. Een nacht en een groot deel van de dag achter elkaar doorgelezen. En toen het uit was, ontstond de onbedwingbare behoefte om opnieuw te beginnen. Debuut van jewelste. Later zag ik die mening in vrijwel alle kranten en tijdschriften terug. Alleen Martin Ros wist te melden in een advertentieblaadje dat er geen enkel goed debuut was uitgekomen, maar dat roept hij altijd als je d’r een kwartje in gooit en hij moet ratelen. Weijts hoort gewoon de Anton Wachter prijs te ontvangen. Zijn debuut is indrukwekkender dan dat van A.F.TH. Grunberg en van derJagt, die overigens wonnen met instemming van Ros. Als je zoveel praat als hij, hou je natuurlijk weinig tijd over om te lezen. Het boek gaat over een pianoleraar met een nachtleven, een onbereikbare liefde die haar studie bekostigt met de verdiensten uit een peepshow. Grillige belevenissen, balancerend tussen liefde en lastigvallen. Klassieke muziek, SMS-taal, veelvuldig gebruik van mobieltjes, modern leven in een grote stad....
Je hebt waarschijnlijk niet met het manuscript hoeven leuren. Na vijftig pagina’s belde ik je uitgever, bleek ik de derde op een rij. Toen was je boek pas een paar dagen de deur uit.
“Nee, ik heb het niet rondgestuurd en weet dus ook niet hoe’t voelt als je geweigerd wordt. Komt omdat ze me hebben gevraagd een boek te schrijven. Op grond van de stukken die ik maak voor het blad Mare van de Leidse universiteit.”
Je hebt de verwachtingen wel waar gemaakt.
“Als je daarmee bedoelt dat de kritieken niet slecht zijn, heb je gelijk. Maar lang niet alle kranten en bladen hebben er aandacht aan besteed. Niet dat ik wakker lig van een negatieve recensie. Maar het boek maakt pas verwachtingen waar als de media het oppikken en het publiek het koopt. Op dit moment (boek lag 3 weken in winkel, middenzomer) zijn er een paar honderd verkocht. Nog geen bestseller.”
Aan een romanschrijver vraag je niet wat waar is en wat fictie. De opmerkelijke rol van muziek in het boek en de fugatische compositie doen vermoeden dat je je niet alleen passief met muziek bezig houdt.
“Dat fuga element, het herhalen van hetzelfde thema met lichte verschillen vond ik effectief voor de structuur van het boek. Net als de hoofdpersoon speel ik piano. Vanaf mijn achtste al. Niet geniaal, maar goed genoeg om er zelf plezier in te hebben, ook goed genoeg om op te treden en net als Sebastiaan gaf ik zo nu en dan les. Daarmee stopt elke overeenkomst. Ik ben Neerlandicus, geen musicoloog en de schrijver die ik bestudeerde was Cees Nooteboom. Mijn enthousiasme voor de piano liep een forse deuk op toen ik op een studentenkamertje op een keyboard moest spelen.”
Maar je werd student af.
“En kocht meteen van mijn eerste salaris een echte piano. Wonderlijk genoeg begon op dat moment ook het schrijven belangrijk voor me te worden. Het idee van de roman was er. Piano, volwassen worden, keuze’s maken en geld genoeg om me wat uitbundiger in het nachtleven te storten. Dat laatste is een stuk interessanter in Amsterdam dan in Leiden. Maar ik ben niet het type dat daarin doorschiet. Wel een waarnemer. De nachten in Amsterdam heb ik goed kunnen gebruiken in het boek.”
Victoria, de liefde uit de peepshow is gebaseerd op een ontmoeting in een peepshow?
“Victoria is fictief. Ze staat voor heel veel vrouwen. Tegen een Amsterdamse achtergrond komen haar hedonistische kanten goed naar voren. Maar er zou zonder peepshow ook wel een Victoria zijn geweest.”
Victoria snuift soms, er wordt geblowd. Over drugsgebruik doe je niet moralistisch. Zie je zelden.
“Ik heb niks tegen drugs. Hoort bij het leven. Ik blow graag, vooral als ik naar muziek luister. En ik ben een liefhebber van muziek.”
Begrepen. Victoria en Sebastiaan communiceren er op los. Hotmail accounts. Voicemail. SMS. Ze dumpt iemand van de SIM kaart naar het gewone geheugen en wisselt sneller van mobieltje dan van minnaar. En dat zegt wat in haar geval.
“De moderne communicatie intrigeert me. Als ik in de trein of op een terras zit hoor ik echt zulke gesprekken als die je in het boek kunt vinden. De communicatie van de mensen die de trends op dat gebied volgen zijn eigenlijk paradoxaal. Zowel geheimtaal als voor iedereen te volgen. En wat me ook intrigeert, is het feit dat die communicatie vluchtig lijkt, maar niet vluchtig is. Als het uit z’n verband wordt gerukt kan dat rare consequenties hebben. Vroeger stalkte je iemand wanneer je regelmatig langs z’n huis fietste of vaak belde. Alleen dat fietsen kon worden gebruikt. Nu kan elk SMS-je jaren na dato weer worden teruggehaald. En hoe en in welk verband het later wordt gebruikt, kan niemand overzien. De communicatie tussen mensen is veranderd. De gevolgen van het gebruik van die communicatie kunnen heel ingrijpend zijn.”
Ondanks dat eigentijdse element (waar we verder niets over zeggen want het verhaal kent een klassieke plot) heb ik het gevoel een ambachtelijk geschreven roman te hebben gelezen over universele thema’s: liefde, haat, humor hedonisme en misverstand. Met ambachtelijk bedoel ik vakmanschap, liefde voor literatuur en talent.
“Dank. We zullen wel zien hoe ’t loopt. Ik heb het boek met veel plezier geschreven en heb het gevoel dat ik het er niet slecht vanaf heb gebracht. Ik ben bescheiden, maar ik weet wat ik kan. Dus weet ik dat moet schrijven en geen pianist moet worden. Nou moet het tweede boek nog gemaakt worden en Art. 285b z’n weg vinden. Waar mijn volgende boek over gaat hou ik voorlopig voor me. Ik heb er wel vertrouwen in.”
Na ons gesprek verschenen de recensies. Geen recensent die niet op een of andere manier onder de indruk was. Ik voorspelde Weijts de Anton Wachter prijs. Helaas: jurylid, en muziekpurist Maarten ’t Hart zal het boek waarschijnlijk niet bekronen omdat Weijts misschien een wat te vrije interpretatie van Scarlatti geeft en te weinig meldt over Bach. En Martin Ros kan blijkbaar wel snel, maar niet goed lezen. Gelukkig is de AKO prijs nog te geef. En moet Weijts ‘m hebben.
Feije Wiernga
Opeens, out of the blue, onopvallend tussen een stapeltje thrillers was daar Art.285b –dat staat voor ‘hij die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer...’- van Christiaan Weijts. Nooit van gehoord, dus een debuut. Uitgegeven door de Arbeiderspers en volgens de cover een roman. Beroepsdeformatie deed me eerst naar de thrillers grijpen, maar er bleef iets knagen. Misschien de titel, misschien het wat mysterieuze model op de omslag. Of misschien viel bij ’t doorbladeren op dat er nogal veel opvallend doelmatig geformuleerde zinnen in stonden. Het was niet weg te leggen. Een nacht en een groot deel van de dag achter elkaar doorgelezen. En toen het uit was, ontstond de onbedwingbare behoefte om opnieuw te beginnen. Debuut van jewelste. Later zag ik die mening in vrijwel alle kranten en tijdschriften terug. Alleen Martin Ros wist te melden in een advertentieblaadje dat er geen enkel goed debuut was uitgekomen, maar dat roept hij altijd als je d’r een kwartje in gooit en hij moet ratelen. Weijts hoort gewoon de Anton Wachter prijs te ontvangen. Zijn debuut is indrukwekkender dan dat van A.F.TH. Grunberg en van derJagt, die overigens wonnen met instemming van Ros. Als je zoveel praat als hij, hou je natuurlijk weinig tijd over om te lezen. Het boek gaat over een pianoleraar met een nachtleven, een onbereikbare liefde die haar studie bekostigt met de verdiensten uit een peepshow. Grillige belevenissen, balancerend tussen liefde en lastigvallen. Klassieke muziek, SMS-taal, veelvuldig gebruik van mobieltjes, modern leven in een grote stad....
Je hebt waarschijnlijk niet met het manuscript hoeven leuren. Na vijftig pagina’s belde ik je uitgever, bleek ik de derde op een rij. Toen was je boek pas een paar dagen de deur uit.
“Nee, ik heb het niet rondgestuurd en weet dus ook niet hoe’t voelt als je geweigerd wordt. Komt omdat ze me hebben gevraagd een boek te schrijven. Op grond van de stukken die ik maak voor het blad Mare van de Leidse universiteit.”
Je hebt de verwachtingen wel waar gemaakt.
“Als je daarmee bedoelt dat de kritieken niet slecht zijn, heb je gelijk. Maar lang niet alle kranten en bladen hebben er aandacht aan besteed. Niet dat ik wakker lig van een negatieve recensie. Maar het boek maakt pas verwachtingen waar als de media het oppikken en het publiek het koopt. Op dit moment (boek lag 3 weken in winkel, middenzomer) zijn er een paar honderd verkocht. Nog geen bestseller.”
Aan een romanschrijver vraag je niet wat waar is en wat fictie. De opmerkelijke rol van muziek in het boek en de fugatische compositie doen vermoeden dat je je niet alleen passief met muziek bezig houdt.
“Dat fuga element, het herhalen van hetzelfde thema met lichte verschillen vond ik effectief voor de structuur van het boek. Net als de hoofdpersoon speel ik piano. Vanaf mijn achtste al. Niet geniaal, maar goed genoeg om er zelf plezier in te hebben, ook goed genoeg om op te treden en net als Sebastiaan gaf ik zo nu en dan les. Daarmee stopt elke overeenkomst. Ik ben Neerlandicus, geen musicoloog en de schrijver die ik bestudeerde was Cees Nooteboom. Mijn enthousiasme voor de piano liep een forse deuk op toen ik op een studentenkamertje op een keyboard moest spelen.”
Maar je werd student af.
“En kocht meteen van mijn eerste salaris een echte piano. Wonderlijk genoeg begon op dat moment ook het schrijven belangrijk voor me te worden. Het idee van de roman was er. Piano, volwassen worden, keuze’s maken en geld genoeg om me wat uitbundiger in het nachtleven te storten. Dat laatste is een stuk interessanter in Amsterdam dan in Leiden. Maar ik ben niet het type dat daarin doorschiet. Wel een waarnemer. De nachten in Amsterdam heb ik goed kunnen gebruiken in het boek.”
Victoria, de liefde uit de peepshow is gebaseerd op een ontmoeting in een peepshow?
“Victoria is fictief. Ze staat voor heel veel vrouwen. Tegen een Amsterdamse achtergrond komen haar hedonistische kanten goed naar voren. Maar er zou zonder peepshow ook wel een Victoria zijn geweest.”
Victoria snuift soms, er wordt geblowd. Over drugsgebruik doe je niet moralistisch. Zie je zelden.
“Ik heb niks tegen drugs. Hoort bij het leven. Ik blow graag, vooral als ik naar muziek luister. En ik ben een liefhebber van muziek.”
Begrepen. Victoria en Sebastiaan communiceren er op los. Hotmail accounts. Voicemail. SMS. Ze dumpt iemand van de SIM kaart naar het gewone geheugen en wisselt sneller van mobieltje dan van minnaar. En dat zegt wat in haar geval.
“De moderne communicatie intrigeert me. Als ik in de trein of op een terras zit hoor ik echt zulke gesprekken als die je in het boek kunt vinden. De communicatie van de mensen die de trends op dat gebied volgen zijn eigenlijk paradoxaal. Zowel geheimtaal als voor iedereen te volgen. En wat me ook intrigeert, is het feit dat die communicatie vluchtig lijkt, maar niet vluchtig is. Als het uit z’n verband wordt gerukt kan dat rare consequenties hebben. Vroeger stalkte je iemand wanneer je regelmatig langs z’n huis fietste of vaak belde. Alleen dat fietsen kon worden gebruikt. Nu kan elk SMS-je jaren na dato weer worden teruggehaald. En hoe en in welk verband het later wordt gebruikt, kan niemand overzien. De communicatie tussen mensen is veranderd. De gevolgen van het gebruik van die communicatie kunnen heel ingrijpend zijn.”
Ondanks dat eigentijdse element (waar we verder niets over zeggen want het verhaal kent een klassieke plot) heb ik het gevoel een ambachtelijk geschreven roman te hebben gelezen over universele thema’s: liefde, haat, humor hedonisme en misverstand. Met ambachtelijk bedoel ik vakmanschap, liefde voor literatuur en talent.
“Dank. We zullen wel zien hoe ’t loopt. Ik heb het boek met veel plezier geschreven en heb het gevoel dat ik het er niet slecht vanaf heb gebracht. Ik ben bescheiden, maar ik weet wat ik kan. Dus weet ik dat moet schrijven en geen pianist moet worden. Nou moet het tweede boek nog gemaakt worden en Art. 285b z’n weg vinden. Waar mijn volgende boek over gaat hou ik voorlopig voor me. Ik heb er wel vertrouwen in.”
Na ons gesprek verschenen de recensies. Geen recensent die niet op een of andere manier onder de indruk was. Ik voorspelde Weijts de Anton Wachter prijs. Helaas: jurylid, en muziekpurist Maarten ’t Hart zal het boek waarschijnlijk niet bekronen omdat Weijts misschien een wat te vrije interpretatie van Scarlatti geeft en te weinig meldt over Bach. En Martin Ros kan blijkbaar wel snel, maar niet goed lezen. Gelukkig is de AKO prijs nog te geef. En moet Weijts ‘m hebben.
Feije Wiernga